Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. minder:
  2. minderen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for minder from Dutch to French

minder:

minder adj

  1. minder

Translation Matrix for minder:

NounRelated TranslationsOther Translations
moins minteken; minus
ModifierRelated TranslationsOther Translations
moins minder allerminste; geringste; kleinste; min; minste; minus
plus petit minder kleiner; korter

Related Words for "minder":


Antonyms for "minder":


Related Definitions for "minder":

  1. niet zo vaak als anders1
    • jij moet eens wat minder spijbelen!1
  2. niet zoals een andere keer1
    • het is vandaag minder druk op straat1
  3. niet zoveel als anders1
    • ik heb minder winst gemaakt dit jaar1

Wiktionary Translations for minder:


Cross Translation:
FromToVia
minder moins fewer — comparative of few; a smaller number
minder moins less — to smaller extent
minder moins less — in lower degree
minder moins less — not as much

minder form of minderen:

minderen verbe (minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)

  1. minderen (minder worden; declineren; afnemen; )
    diminuer; réduire; baisser; décliner; décroître; amoindrir
    • diminuer verbe (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire verbe (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • baisser verbe (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décliner verbe (décline, déclines, déclinons, déclinez, )
    • décroître verbe (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir verbe (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
  2. minderen (verminderen; reduceren; afnemen; )
    diminuer; réduire; baisser; décroître; amoindrir; défaillir; amenuiser
    • diminuer verbe (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire verbe (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • baisser verbe (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décroître verbe (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir verbe (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • défaillir verbe
    • amenuiser verbe (amenuise, amenuises, amenuisons, amenuisez, )

Conjugations for minderen:

o.t.t.
  1. minder
  2. mindert
  3. mindert
  4. minderen
  5. minderen
  6. minderen
o.v.t.
  1. minderde
  2. minderde
  3. minderde
  4. minderden
  5. minderden
  6. minderden
v.t.t.
  1. heb geminderd
  2. hebt geminderd
  3. heeft geminderd
  4. hebben geminderd
  5. hebben geminderd
  6. hebben geminderd
v.v.t.
  1. had geminderd
  2. had geminderd
  3. had geminderd
  4. hadden geminderd
  5. hadden geminderd
  6. hadden geminderd
o.t.t.t.
  1. zal minderen
  2. zult minderen
  3. zal minderen
  4. zullen minderen
  5. zullen minderen
  6. zullen minderen
o.v.t.t.
  1. zou minderen
  2. zou minderen
  3. zou minderen
  4. zouden minderen
  5. zouden minderen
  6. zouden minderen
en verder
  1. ben geminderd
  2. bent geminderd
  3. is geminderd
  4. zijn geminderd
  5. zijn geminderd
  6. zijn geminderd
diversen
  1. minder!
  2. mindert!
  3. geminderd
  4. minderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

minderen [het ~] nom

  1. het minderen (krimpen; korten)
    la diminution

Translation Matrix for minderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
diminuer slijten; verslijten
diminution korten; krimpen; minderen achteruitgang; afname; afname voorraad; afnames; afwaarderingscorrectie; beknotting; daling; deflatie; inkrimping; inperking; kleiner maken; korting; minder worden; ontering; prijsdaling; prijsverlaging; prijsvermindering; reduceren; reductie; salarisvermindering; teruggang; terugloop; val; verkleining; verlaging; vermindering; verval; vervallingen
décroître wegsterven
VerbRelated TranslationsOther Translations
amenuiser afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
amoindrir afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; declineren; inkrimpen; kleiner maken; kleiner worden; korten; krimpen; matigen; minder worden; minimaliseren; slinken; verkleinen
baisser afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; declineren; dimmen; inkrimpen; kelderen; kleiner worden; korten; lager maken; matigen; minder worden; omlaagbrengen; slinken; tanen; verlagen; zakken
diminuer afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; bekorten; besparen; bezuinigen; declineren; inkorten; inkrimpen; kelderen; kleiner maken; kleiner worden; korten; korter maken; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minimaliseren; slinken; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken; verkleinen; verkorten; verminderen; zakken
décliner afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; afwijzen; declineren; minder worden; tanen; verbuigen; vertikken; vervoegen; weigeren
décroître afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; declineren; inkrimpen; kelderen; kleiner maken; kleiner worden; krimpen; minder worden; minimaliseren; slinken; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken; verkleinen; verminderen; zakken
défaillir afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
réduire afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen achteruitgaan; afkorten; afnemen; bekorten; besparen; bezuinigen; declineren; door koken dikker worden; indikken; inkorten; inkrimpen; kleiner maken; kleiner worden; korten; korter maken; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minimaliseren; omrekenen; samenvouwen; slinken; verdikken; verkleinen; verkorten; verminderen

Related Translations for minder