Dutch
Detailed Translations for mousseren from Dutch to French
mousseren:
-
mousseren (sprankelen; opbruisen; tintelen)
mousser; pétiller; être en effervescence; scintiller; bruire-
mousser verbe (mousse, mousses, moussons, moussez, moussent, moussais, moussait, moussions, moussiez, moussaient, moussai, moussas, moussa, moussâmes, moussâtes, moussèrent, mousserai, mousseras, moussera, mousserons, mousserez, mousseront)
-
pétiller verbe (pétille, pétilles, pétillons, pétillez, pétillent, pétillais, pétillait, pétillions, pétilliez, pétillaient, pétillai, pétillas, pétilla, pétillâmes, pétillâtes, pétillèrent, pétillerai, pétilleras, pétillera, pétillerons, pétillerez, pétilleront)
-
être en effervescence verbe
-
scintiller verbe (scintille, scintilles, scintillons, scintillez, scintillent, scintillais, scintillait, scintillions, scintilliez, scintillaient, scintillai, scintillas, scintilla, scintillâmes, scintillâtes, scintillèrent, scintillerai, scintilleras, scintillera, scintillerons, scintillerez, scintilleront)
-
bruire verbe
-
Conjugations for mousseren:
o.t.t.
- mousseer
- mousseert
- mousseert
- mousseren
- mousseren
- mousseren
o.v.t.
- mousseerde
- mousseerde
- mousseerde
- mousseerden
- mousseerden
- mousseerden
v.t.t.
- heb gemousseerd
- hebt gemousseerd
- heeft gemousseerd
- hebben gemousseerd
- hebben gemousseerd
- hebben gemousseerd
v.v.t.
- had gemousseerd
- had gemousseerd
- had gemousseerd
- hadden gemousseerd
- hadden gemousseerd
- hadden gemousseerd
o.t.t.t.
- zal mousseren
- zult mousseren
- zal mousseren
- zullen mousseren
- zullen mousseren
- zullen mousseren
o.v.t.t.
- zou mousseren
- zou mousseren
- zou mousseren
- zouden mousseren
- zouden mousseren
- zouden mousseren
diversen
- mousseer!
- mousseert!
- gemousseerd
- mousserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mousseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bruire | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen | knisperen; ritselen; ruisen; zacht ruisen |
mousser | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen | schuim vormen; schuimen |
pétiller | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen | kralen; parelen |
scintiller | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen | fonkelen; glimmen; glinsteren; schitteren |
être en effervescence | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen |