Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. naslaan:


Dutch

Detailed Translations for naslaan from Dutch to French

naslaan:

naslaan verbe (sla na, slaat na, sloeg na, sloegen na, nageslagen)

  1. naslaan (opzoeken)
    chercher; consulter; s'informer
    • chercher verbe (cherche, cherches, cherchons, cherchez, )
    • consulter verbe (consulte, consultes, consultons, consultez, )
    • s'informer verbe

Conjugations for naslaan:

o.t.t.
  1. sla na
  2. slaat na
  3. slaat na
  4. slaan na
  5. slaan na
  6. slaan na
o.v.t.
  1. sloeg na
  2. sloeg na
  3. sloeg na
  4. sloegen na
  5. sloegen na
  6. sloegen na
v.t.t.
  1. heb nageslagen
  2. hebt nageslagen
  3. heeft nageslagen
  4. hebben nageslagen
  5. hebben nageslagen
  6. hebben nageslagen
v.v.t.
  1. had nageslagen
  2. had nageslagen
  3. had nageslagen
  4. hadden nageslagen
  5. hadden nageslagen
  6. hadden nageslagen
o.t.t.t.
  1. zal naslaan
  2. zult naslaan
  3. zal naslaan
  4. zullen naslaan
  5. zullen naslaan
  6. zullen naslaan
o.v.t.t.
  1. zou naslaan
  2. zou naslaan
  3. zou naslaan
  4. zouden naslaan
  5. zouden naslaan
  6. zouden naslaan
diversen
  1. sla na!
  2. slaat na!
  3. nageslagen
  4. naslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chercher naslaan; opzoeken aankomen; afhalen en meenemen; afzoeken; bezoeken; inlopen; langskomen; naspeuren; nasporen; om zich heen kijken; onderzoeken; op bezoek komen; ophalen; oppikken; opzoeken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; rondzien; struinen; voorbijkomen; zich oriënteren; zien te vinden; zoeken
consulter naslaan; opzoeken aankomen; bezoeken; consulteren; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; raadplegen; ruggespraak houden; voorbijkomen
s'informer naslaan; opzoeken aankomen; bestuderen; bezoeken; informeren; inlopen; langskomen; lezen; naspeuren; nasporen; navorsen; navraag doen; navragen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen