Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. omboorden:


Dutch

Detailed Translations for omboorden from Dutch to French

omboorden:

omboorden verbe (omboord, omboordt, omboordde, omboordden, omboord)

  1. omboorden
    border; ganser; galonner; encadrer; lisérer; entourer
    • border verbe (borde, bordes, bordons, bordez, )
    • ganser verbe
    • galonner verbe (galonne, galonnes, galonnons, galonnez, )
    • encadrer verbe (encadre, encadres, encadrons, encadrez, )
    • lisérer verbe (lisère, lisères, lisérons, lisérez, )
    • entourer verbe (entoure, entoures, entourons, entourez, )

Conjugations for omboorden:

o.t.t.
  1. omboord
  2. omboordt
  3. omboordt
  4. omboorden
  5. omboorden
  6. omboorden
o.v.t.
  1. omboordde
  2. omboordde
  3. omboordde
  4. omboordden
  5. omboordden
  6. omboordden
v.t.t.
  1. heb omboord
  2. hebt omboord
  3. heeft omboord
  4. hebben omboord
  5. hebben omboord
  6. hebben omboord
v.v.t.
  1. had omboord
  2. had omboord
  3. had omboord
  4. hadden omboord
  5. hadden omboord
  6. hadden omboord
o.t.t.t.
  1. zal omboorden
  2. zult omboorden
  3. zal omboorden
  4. zullen omboorden
  5. zullen omboorden
  6. zullen omboorden
o.v.t.t.
  1. zou omboorden
  2. zou omboorden
  3. zou omboorden
  4. zouden omboorden
  5. zouden omboorden
  6. zouden omboorden
en verder
  1. is omboord
  2. zijn omboord
diversen
  1. omboord!
  2. omboordt!
  3. omboord
  4. omboordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omboorden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
border omboorden afzetten; iemand instoppen; instoppen; omranden; omzomen; toedekken; zomen
encadrer omboorden afzetten; inlijsten; inramen; omkaderen; omlijsten; omranden; zomen
entourer omboorden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; draaien om; een cirkel tekenen om; insluiten; omcirkelen; omgeven; omheenrijden; omleiden; omlijnen; omringen; omsingelen; omsluiten; omtrekken
galonner omboorden
ganser omboorden
lisérer omboorden