Dutch
Detailed Translations for omturnen from Dutch to French
omturnen:
-
omturnen (erg veranderen)
convaincre; persuader; faire changer d'avis-
convaincre verbe (convaincs, convainc, convainquons, convainquez, convainquent, convainquais, convainquait, convainquions, convainquiez, convainquaient, convainquis, convainquit, convainquîmes, convainquîtes, convainquirent, convaincrai, convaincras, convaincra, convaincrons, convaincrez, convaincront)
-
persuader verbe (persuade, persuades, persuadons, persuadez, persuadent, persuadais, persuadait, persuadions, persuadiez, persuadaient, persuadai, persuadas, persuada, persuadâmes, persuadâtes, persuadèrent, persuaderai, persuaderas, persuadera, persuaderons, persuaderez, persuaderont)
-
faire changer d'avis verbe
-
Conjugations for omturnen:
o.t.t.
- turn om
- turnt om
- turnt om
- turnen om
- turnen om
- turnen om
o.v.t.
- turnde om
- turnde om
- turnde om
- turnden om
- turnden om
- turnden om
v.t.t.
- ben omgeturnd
- bent omgeturnd
- is omgeturnd
- zijn omgeturnd
- zijn omgeturnd
- zijn omgeturnd
v.v.t.
- was omgeturnd
- was omgeturnd
- was omgeturnd
- waren omgeturnd
- waren omgeturnd
- waren omgeturnd
o.t.t.t.
- zal omturnen
- zult omturnen
- zal omturnen
- zullen omturnen
- zullen omturnen
- zullen omturnen
o.v.t.t.
- zou omturnen
- zou omturnen
- zou omturnen
- zouden omturnen
- zouden omturnen
- zouden omturnen
en verder
- heb omgeturnd
- hebt omgeturnd
- heeft omgeturnd
- hebben omgeturnd
- hebben omgeturnd
- hebben omgeturnd
diversen
- turn om!
- turnt om!
- omgeturnd
- omturnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omturnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
convaincre | erg veranderen; omturnen | aanpraten; aansmeren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; ompraten; omverpraten; onderkrijgen; overhalen; overreden; overtuigen; praten over |
faire changer d'avis | erg veranderen; omturnen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen; uit het hoofd praten |
persuader | erg veranderen; omturnen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |