Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontsierd:
  2. ontsieren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontsierd from Dutch to French

ontsierd:

ontsierd adj

  1. ontsierd

Translation Matrix for ontsierd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
défiguré ontsierd gehavend; geschonden; kreupel; lam; mank; verminkt; verminkte
enlaidi ontsierd

ontsierd form of ontsieren:

ontsieren verbe (ontsier, ontsiert, ontsierde, ontsierden, ontsierd)

  1. ontsieren (schoonheid benadelen; lelijk maken)
    déparer; enlaidir
    • déparer verbe
    • enlaidir verbe (enlaidis, enlaidit, enlaidissons, enlaidissez, )

Conjugations for ontsieren:

o.t.t.
  1. ontsier
  2. ontsiert
  3. ontsiert
  4. ontsieren
  5. ontsieren
  6. ontsieren
o.v.t.
  1. ontsierde
  2. ontsierde
  3. ontsierde
  4. ontsierden
  5. ontsierden
  6. ontsierden
v.t.t.
  1. heb ontsierd
  2. hebt ontsierd
  3. heeft ontsierd
  4. hebben ontsierd
  5. hebben ontsierd
  6. hebben ontsierd
v.v.t.
  1. had ontsierd
  2. had ontsierd
  3. had ontsierd
  4. hadden ontsierd
  5. hadden ontsierd
  6. hadden ontsierd
o.t.t.t.
  1. zal ontsieren
  2. zult ontsieren
  3. zal ontsieren
  4. zullen ontsieren
  5. zullen ontsieren
  6. zullen ontsieren
o.v.t.t.
  1. zou ontsieren
  2. zou ontsieren
  3. zou ontsieren
  4. zouden ontsieren
  5. zouden ontsieren
  6. zouden ontsieren
en verder
  1. is ontsierd
  2. zijn ontsierd
diversen
  1. ontsier!
  2. ontsiert!
  3. ontsierd
  4. ontsierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontsieren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
déparer lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen
enlaidir lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen

Wiktionary Translations for ontsieren:

ontsieren
verb
  1. van de schoonheid beroven