Dutch
Detailed Translations for ontsluieren from Dutch to French
ontsluieren:
-
ontsluieren
révéler; dévoiler-
révéler verbe (révèle, révèles, révélons, révélez, révèlent, révélais, révélait, révélions, révéliez, révélaient, révélai, révélas, révéla, révélâmes, révélâtes, révélèrent, révélerai, révéleras, révélera, révélerons, révélerez, révéleront)
-
dévoiler verbe (dévoile, dévoiles, dévoilons, dévoilez, dévoilent, dévoilais, dévoilait, dévoilions, dévoiliez, dévoilaient, dévoilai, dévoilas, dévoila, dévoilâmes, dévoilâtes, dévoilèrent, dévoilerai, dévoileras, dévoilera, dévoilerons, dévoilerez, dévoileront)
-
Conjugations for ontsluieren:
o.t.t.
- ontsluier
- ontsluiert
- ontsluiert
- ontsluierend
- ontsluierend
- ontsluierend
o.v.t.
- ontsluierde
- ontsluierde
- ontsluierde
- ontsluierden
- ontsluierden
- ontsluierden
v.t.t.
- heb ontsluierd
- hebt ontsluierd
- heeft ontsluierd
- hebben ontsluierd
- hebben ontsluierd
- hebben ontsluierd
v.v.t.
- had ontsluierd
- had ontsluierd
- had ontsluierd
- hadden ontsluierd
- hadden ontsluierd
- hadden ontsluierd
o.t.t.t.
- zal ontsluieren
- zult ontsluieren
- zal ontsluieren
- zullen ontsluieren
- zullen ontsluieren
- zullen ontsluieren
o.v.t.t.
- zou ontsluieren
- zou ontsluieren
- zou ontsluieren
- zouden ontsluieren
- zouden ontsluieren
- zouden ontsluieren
en verder
- is ontsluierd
- zijn ontsluierd
diversen
- ontsluier!
- ontsluiert!
- ontsluierd
- ontsluierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontsluieren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dévoiler | ontsluieren | bloot leggen; doorslaan; rechtbuigen; reveleren; verklappen; verraden |
révéler | ontsluieren | bloot leggen; exposeren; laten gaan; loslaten; niet vasthouden; openen; openstellen; reveleren; tentoonstellen; toegankelijk maken; tonen; vertonen; voor ogen brengen; vrijgeven |
Wiktionary Translations for ontsluieren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontsluieren | → révéler | ↔ disclose — make known |