Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. opdweilen:


Dutch

Detailed Translations for opdweilen from Dutch to French

opdweilen:

opdweilen verbe (dweil op, dweilt op, dweilde op, dweilden op, opgedweild)

  1. opdweilen
    nettoyer
    • nettoyer verbe (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )

Conjugations for opdweilen:

o.t.t.
  1. dweil op
  2. dweilt op
  3. dweilt op
  4. dweilen op
  5. dweilen op
  6. dweilen op
o.v.t.
  1. dweilde op
  2. dweilde op
  3. dweilde op
  4. dweilden op
  5. dweilden op
  6. dweilden op
v.t.t.
  1. heb opgedweild
  2. hebt opgedweild
  3. heeft opgedweild
  4. hebben opgedweild
  5. hebben opgedweild
  6. hebben opgedweild
v.v.t.
  1. had opgedweild
  2. had opgedweild
  3. had opgedweild
  4. hadden opgedweild
  5. hadden opgedweild
  6. hadden opgedweild
o.t.t.t.
  1. zal opdweilen
  2. zult opdweilen
  3. zal opdweilen
  4. zullen opdweilen
  5. zullen opdweilen
  6. zullen opdweilen
o.v.t.t.
  1. zou opdweilen
  2. zou opdweilen
  3. zou opdweilen
  4. zouden opdweilen
  5. zouden opdweilen
  6. zouden opdweilen
en verder
  1. ben opgedweild
  2. bent opgedweild
  3. is opgedweild
  4. zijn opgedweild
  5. zijn opgedweild
  6. zijn opgedweild
diversen
  1. dweil op!
  2. dweilt op!
  3. opgedweild
  4. opdweilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opdweilen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
nettoyer opdweilen afboenen; afdekken; afnemen; afruimen; afschrobben; afstoffen; bergen; boenen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonboenen; schoonhouden; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonschrobben; schrobben; stoffen; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren