Dutch
Detailed Translations for opgedoekt from Dutch to French
opgedoekt:
-
opgedoekt (afgeschreven zijn)
Translation Matrix for opgedoekt:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
être liquidé | afgeschreven zijn; opgedoekt |
Related Words for "opgedoekt":
opdoeken:
-
opdoeken (opheffen)
supprimer; abolir; détruire; liquider-
supprimer verbe (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, suppriment, supprimais, supprimait, supprimions, supprimiez, supprimaient, supprimai, supprimas, supprima, supprimâmes, supprimâtes, supprimèrent, supprimerai, supprimeras, supprimera, supprimerons, supprimerez, supprimeront)
-
abolir verbe (abolis, abolit, abolissons, abolissez, abolissent, abolissais, abolissait, abolissions, abolissiez, abolissaient, abolîmes, abolîtes, abolirent, abolirai, aboliras, abolira, abolirons, abolirez, aboliront)
-
détruire verbe (détruis, détruit, détruisons, détruisez, détruisent, détruisais, détruisait, détruisions, détruisiez, détruisaient, détruisis, détruisit, détruisîmes, détruisîtes, détruisirent, détruirai, détruiras, détruira, détruirons, détruirez, détruiront)
-
liquider verbe (liquide, liquides, liquidons, liquidez, liquident, liquidais, liquidait, liquidions, liquidiez, liquidaient, liquidai, liquidas, liquida, liquidâmes, liquidâtes, liquidèrent, liquiderai, liquideras, liquidera, liquiderons, liquiderez, liquideront)
-
Conjugations for opdoeken:
o.t.t.
- doek op
- doekt op
- doekt op
- doeken op
- doeken op
- doeken op
o.v.t.
- doekte op
- doekte op
- doekte op
- doekten op
- doekten op
- doekten op
v.t.t.
- heb opgedoekt
- hebt opgedoekt
- heeft opgedoekt
- hebben opgedoekt
- hebben opgedoekt
- hebben opgedoekt
v.v.t.
- had opgedoekt
- had opgedoekt
- had opgedoekt
- hadden opgedoekt
- hadden opgedoekt
- hadden opgedoekt
o.t.t.t.
- zal opdoeken
- zult opdoeken
- zal opdoeken
- zullen opdoeken
- zullen opdoeken
- zullen opdoeken
o.v.t.t.
- zou opdoeken
- zou opdoeken
- zou opdoeken
- zouden opdoeken
- zouden opdoeken
- zouden opdoeken
diversen
- doek op!
- doekt op!
- opgedoekt
- opdoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze