Dutch
Detailed Translations for opgeladen from Dutch to French
opgeladen:
Translation Matrix for opgeladen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
chargé | opgeladen | beladen; belast; bevolen; bezwaard; geladen; opgedragen; opladen van een geweer |
opladen:
-
opladen (op iets laden)
recharger; charger-
recharger verbe (recharge, recharges, rechargeons, rechargez, rechargent, rechargeais, rechargeait, rechargions, rechargiez, rechargeaient, rechargeai, rechargeas, rechargea, rechargeâmes, rechargeâtes, rechargèrent, rechargerai, rechargeras, rechargera, rechargerons, rechargerez, rechargeront)
-
charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
Conjugations for opladen:
o.t.t.
- laad op
- laadt op
- laadt op
- laden op
- laden op
- laden op
o.v.t.
- laadde op
- laadde op
- laadde op
- laadden op
- laadden op
- laadden op
v.t.t.
- heb opgeladen
- hebt opgeladen
- heeft opgeladen
- hebben opgeladen
- hebben opgeladen
- hebben opgeladen
v.v.t.
- had opgeladen
- had opgeladen
- had opgeladen
- hadden opgeladen
- hadden opgeladen
- hadden opgeladen
o.t.t.t.
- zal opladen
- zult opladen
- zal opladen
- zullen opladen
- zullen opladen
- zullen opladen
o.v.t.t.
- zou opladen
- zou opladen
- zou opladen
- zouden opladen
- zouden opladen
- zouden opladen
en verder
- ben opgeladen
- bent opgeladen
- is opgeladen
- zijn opgeladen
- zijn opgeladen
- zijn opgeladen
diversen
- laad op!
- laadt op!
- opgeladen
- opladend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opladen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
charger | op iets laden; opladen | aandikken; aanklagen; aantijgen; beladen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; opvullen; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken |
recharger | op iets laden; opladen | beladen; bevrachten; herladen; laden; opladen elektriciteit; opnieuw laden |