Summary
Dutch to French: more detail...
- opvoeren:
- opvaren:
-
Wiktionary:
- opvoeren → jouer, mettre en scène
Dutch
Detailed Translations for opvoer from Dutch to French
opvoeren:
-
opvoeren (vergroten)
augmenter; intensifier-
augmenter verbe (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, augmentent, augmentais, augmentait, augmentions, augmentiez, augmentaient, augmentai, augmentas, augmenta, augmentâmes, augmentâtes, augmentèrent, augmenterai, augmenteras, augmentera, augmenterons, augmenterez, augmenteront)
-
intensifier verbe (intensifie, intensifies, intensifions, intensifiez, intensifient, intensifiais, intensifiait, intensifiions, intensifiiez, intensifiaient, intensifiai, intensifias, intensifia, intensifiâmes, intensifiâtes, intensifièrent, intensifierai, intensifieras, intensifiera, intensifierons, intensifierez, intensifieront)
-
Conjugations for opvoeren:
o.t.t.
- voer op
- voert op
- voert op
- voeren op
- voeren op
- voeren op
o.v.t.
- voerde op
- voerde op
- voerde op
- voerden op
- voerden op
- voerden op
v.t.t.
- heb opgevoerd
- hebt opgevoerd
- heeft opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
v.v.t.
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
o.t.t.t.
- zal opvoeren
- zult opvoeren
- zal opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
o.v.t.t.
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
en verder
- is opgevoerd
- zijn opgevoerd
diversen
- voer op!
- voert op!
- opgevoerd
- opvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opvoeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
augmenter | opvoeren; vergroten | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; aanzwiepen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger draaien; hoger maken; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogdraaien; omhooggaan; omhoogstijgen; opdraaien; opdrijven; ophogen; opschroeven; opzetten; rijzen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; veel doen stijgen; vergroten; verhogen; vermeerderen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen; zich vermeerderen |
intensifier | opvoeren; vergroten | aanhalen; aanscherpen; escaleren; intensiveren; toespitsen; uit de hand lopen; verhevigen; verscherpen; versterken |
opvaren:
Translation Matrix for opvaren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
remonter | opvaren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
remonter | omhoogtrekken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen |