Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overkoepelend:
  2. overkoepelen:


Dutch

Detailed Translations for overkoepelend from Dutch to French

overkoepelend:

overkoepelend adj

  1. overkoepelend

Translation Matrix for overkoepelend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
de coordination overkoepelend
englobant overkoepelend
qui chapeaute overkoepelend

overkoepelend form of overkoepelen:

overkoepelen verbe (overkoepel, overkoepelt, overkoepelde, overkoepelden, overkoepeld)

  1. overkoepelen
    englober
    • englober verbe (englobe, englobes, englobons, englobez, )

Conjugations for overkoepelen:

o.t.t.
  1. overkoepel
  2. overkoepelt
  3. overkoepelt
  4. overkoepelen
  5. overkoepelen
  6. overkoepelen
o.v.t.
  1. overkoepelde
  2. overkoepelde
  3. overkoepelde
  4. overkoepelden
  5. overkoepelden
  6. overkoepelden
v.t.t.
  1. heb overkoepeld
  2. hebt overkoepeld
  3. heeft overkoepeld
  4. hebben overkoepeld
  5. hebben overkoepeld
  6. hebben overkoepeld
v.v.t.
  1. had overkoepeld
  2. had overkoepeld
  3. had overkoepeld
  4. hadden overkoepeld
  5. hadden overkoepeld
  6. hadden overkoepeld
o.t.t.t.
  1. zal overkoepelen
  2. zult overkoepelen
  3. zal overkoepelen
  4. zullen overkoepelen
  5. zullen overkoepelen
  6. zullen overkoepelen
o.v.t.t.
  1. zou overkoepelen
  2. zou overkoepelen
  3. zou overkoepelen
  4. zouden overkoepelen
  5. zouden overkoepelen
  6. zouden overkoepelen
diversen
  1. overkoepel!
  2. overkoepelt!
  3. overkoepeld
  4. overkoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overkoepelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
englober overkoepelen beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren