Dutch
Detailed Translations for reciteren from Dutch to French
reciteren:
-
reciteren (opzeggen; voordragen)
réciter; déclamer-
réciter verbe (récite, récites, récitons, récitez, récitent, récitais, récitait, récitions, récitiez, récitaient, récitai, récitas, récita, récitâmes, récitâtes, récitèrent, réciterai, réciteras, récitera, réciterons, réciterez, réciteront)
-
déclamer verbe (déclame, déclames, déclamons, déclamez, déclament, déclamais, déclamait, déclamions, déclamiez, déclamaient, déclamai, déclamas, déclama, déclamâmes, déclamâtes, déclamèrent, déclamerai, déclameras, déclamera, déclamerons, déclamerez, déclameront)
-
Conjugations for reciteren:
o.t.t.
- reciteer
- reciteert
- reciteert
- reciteren
- reciteren
- reciteren
o.v.t.
- reciteerde
- reciteerde
- reciteerde
- reciteerden
- reciteerden
- reciteerden
v.t.t.
- heb gereciteerd
- hebt gereciteerd
- heeft gereciteerd
- hebben gereciteerd
- hebben gereciteerd
- hebben gereciteerd
v.v.t.
- had gereciteerd
- had gereciteerd
- had gereciteerd
- hadden gereciteerd
- hadden gereciteerd
- hadden gereciteerd
o.t.t.t.
- zal reciteren
- zult reciteren
- zal reciteren
- zullen reciteren
- zullen reciteren
- zullen reciteren
o.v.t.t.
- zou reciteren
- zou reciteren
- zou reciteren
- zouden reciteren
- zouden reciteren
- zouden reciteren
en verder
- is gereciteerd
- zijn gereciteerd
diversen
- reciteer!
- reciteert!
- gereciteerd
- reciterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for reciteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
déclamer | opzeggen; reciteren; voordragen | |
réciter | opzeggen; reciteren; voordragen | declameren; hoogdravend praten; oreren; verzen voordragen; voordragen |