Dutch
Detailed Translations for regen from Dutch to French
regen:
-
de regen (hemelwater; neerslag)
Translation Matrix for regen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avalanche | hemelwater; neerslag; regen | lawine |
averse | hemelwater; neerslag; regen | bui; gietbui; gieten; plensbui; plenzen; regenbui; regenvloed; slagregen; stortbui; storten; stortregen; stortregenen; zware regenbui |
pluie | hemelwater; neerslag; regen |
Related Words for "regen":
Related Definitions for "regen":
regen form of rijgen:
-
rijgen (aaneenrijgen)
enfiler; faire virer; lacer; virer de bord; tourner-
enfiler verbe (enfile, enfiles, enfilons, enfilez, enfilent, enfilais, enfilait, enfilions, enfiliez, enfilaient, enfilai, enfilas, enfila, enfilâmes, enfilâtes, enfilèrent, enfilerai, enfileras, enfilera, enfilerons, enfilerez, enfileront)
-
faire virer verbe
-
lacer verbe (lace, laces, laçons, lacez, lacent, laçais, laçait, lacions, laciez, laçaient, laçai, laças, laça, laçâmes, laçâtes, lacèrent, lacerai, laceras, lacera, lacerons, lacerez, laceront)
-
virer de bord verbe
-
tourner verbe (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
-
rijgen (dichtrijgen; dichtsnoeren)
attacher; enfiler; lacer-
attacher verbe (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
-
enfiler verbe (enfile, enfiles, enfilons, enfilez, enfilent, enfilais, enfilait, enfilions, enfiliez, enfilaient, enfilai, enfilas, enfila, enfilâmes, enfilâtes, enfilèrent, enfilerai, enfileras, enfilera, enfilerons, enfilerez, enfileront)
-
lacer verbe (lace, laces, laçons, lacez, lacent, laçais, laçait, lacions, laciez, laçaient, laçai, laças, laça, laçâmes, laçâtes, lacèrent, lacerai, laceras, lacera, lacerons, lacerez, laceront)
-
Conjugations for rijgen:
o.t.t.
- rijg
- rijgt
- rijgt
- rijgen
- rijgen
- rijgen
o.v.t.
- reeg
- reeg
- reeg
- regen
- regen
- regen
v.t.t.
- heb geregen
- hebt geregen
- heeft geregen
- hebben geregen
- hebben geregen
- hebben geregen
v.v.t.
- had geregen
- had geregen
- had geregen
- hadden geregen
- hadden geregen
- hadden geregen
o.t.t.t.
- zal rijgen
- zult rijgen
- zal rijgen
- zullen rijgen
- zullen rijgen
- zullen rijgen
o.v.t.t.
- zou rijgen
- zou rijgen
- zou rijgen
- zouden rijgen
- zouden rijgen
- zouden rijgen
en verder
- ben geregen
- bent geregen
- is geregen
- zijn geregen
- zijn geregen
- zijn geregen
diversen
- rijg!
- rijgt!
- geregen
- rijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze