Dutch

Detailed Translations for rijkheid from Dutch to French

rijkheid:

rijkheid [de ~ (v)] nom

  1. de rijkheid
    l'opulence; la richesse

Translation Matrix for rijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
opulence rijkheid luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
richesse rijkheid luxe; overvloed; pracht; rijkdom; weelde; weelderigheid

Related Words for "rijkheid":


rijkheid form of rijk:

rijk [het ~] nom

  1. het rijk (natie; staat; land)
    l'Etat; la nation; l'état; le royaume; l'empire; l'autorités; la situation; la condition; le peuple; la circonstance
  2. het rijk
    le royaume

Translation Matrix for rijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
Etat land; natie; rijk; staat autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
autorités land; natie; rijk; staat autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbenden; gezaghebbers; gezagsorgaan; hogerhand; instantie; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
circonstance land; natie; rijk; staat conditie; staat; toestand
condition land; natie; rijk; staat artikel; beding; bepaling; beperking; clausule; conditie; criterium; eis; gesteldheid; kriterium; must; positie; restrictie; staat; toestand; vereiste; voorbehoud; voorwaarde; zinsnede
empire land; natie; rijk; staat autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; imperium; keizerrijk; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
nation land; natie; rijk; staat natie; volk
peuple land; natie; rijk; staat mensen; natie; volk
royaume land; natie; rijk; staat autoriteiten; koninkrijk; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
situation land; natie; rijk; staat baan; conditie; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; job; ligging; locatie; omstandigheden; omstandigheid; plaatsbepaling; positie; situatie; staat; stand van zaken; toestand
état land; natie; rijk; staat aanzien; achtbaarheid; conditie; gesteldheid; positie; prestige; staat; status; toestand
- land; staat
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abondant gefortuneerd; rijk; vermogend florerend; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; welgesteld; welig; welvarend
florissant gefortuneerd; rijk; vermogend blakend; blakend van gezondheid; bloeiend; fit; fleurig; florerend; florissant; gelukkig; getraind; gezond; hooggekleurd; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
fortuné gefortuneerd; rijk; vermogend blakend van gezondheid; fit; florerend; gegoed; gezond; in goeden doen; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
prospère gefortuneerd; rijk; vermogend blakend van gezondheid; fit; fleurig; florerend; florissant; gelukkig; gezond; heilzaam; triomfantelijk; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend; zegenrijk; zonder ziekte
puissant gefortuneerd; rijk; vermogend gezichtsbepalend; invloedrijk; toonaangevend; veelvermogend; vooraanstaand
riche gefortuneerd; rijk; vermogend gegoed; in goeden doen; welgesteld
richement gefortuneerd; rijk; vermogend

Related Words for "rijk":

  • rijkheid, rijken, rijks, rijker, rijkere, rijkst, rijkste, rijke

Synonyms for "rijk":


Antonyms for "rijk":


Related Definitions for "rijk":

  1. gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering1
    • Nederland hoorde bij het rijk van Karel de Grote1
  2. waar veel bij hoort, uitgebreid1
    • we hadden een rijke maaltijd1
  3. met veel geld en bezit1
    • mijn broer Jan is een rijk man1

Wiktionary Translations for rijk:

rijk
adjective
  1. veel geld en/of eigendommen hebbend
noun
  1. een staat of natie onder een vorst of heerser
rijk
adjective
  1. Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
  2. Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
  3. Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
  4. Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
  5. Qui est large, copieux, abondant, profus.
  6. didactique|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.
  7. qui a beaucoup de fortune
noun
  1. autorité absolue.
  2. pouvoir d’imposer son autorité.
  3. exercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.

Cross Translation:
FromToVia
rijk empire; Reich Reich — German Reich, the Third Reich
rijk riche; en fonds flush — wealthy or well off
rijk règne kingdom — taxonomic division, below Domain and above Phylum
rijk royaume realm — territory or state
rijk riche rich — having wealth
rijk riche; nanti well-heeled — rich; affluent
rijk empire; royaume Reich — Land oder Länder, das beziehungsweise die von einem Monarchen regiert werden:
rijk riche reich — viele Güter oder Geldmittel besitzend