Dutch

Detailed Translations for rijzend from Dutch to French

rijzend:


rijzen:

rijzen verbe (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)

  1. rijzen (oprijzen)
    se lever; surgir; s'élever
    • se lever verbe
    • surgir verbe (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )
    • s'élever verbe
  2. rijzen (gaan staan; opstaan; omhoogrijzen)
    se lever; monter; surgir; se dresser; s'élever; venir en haut
    • se lever verbe
    • monter verbe (monte, montes, montons, montez, )
    • surgir verbe (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )
    • se dresser verbe
    • s'élever verbe
  3. rijzen (omhoogstijgen; stijgen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen)
    augmenter; lever; prendre de la hauteur; grandir; croître; grossir; s'élever; s'agrandir; s'amplifier
    • augmenter verbe (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, )
    • lever verbe (lève, lèves, levons, levez, )
    • grandir verbe (grandis, grandit, grandissons, grandissez, )
    • croître verbe (croîs, croît, croissons, croissez, )
    • grossir verbe (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • s'élever verbe
    • s'agrandir verbe
    • s'amplifier verbe
  4. rijzen (omhoogrijzen; oprijzen)
    surgir; être en hausse; se lever; monter; grimper; grandir; s'élever; se dresser
    • surgir verbe (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )
    • se lever verbe
    • monter verbe (monte, montes, montons, montez, )
    • grimper verbe (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, )
    • grandir verbe (grandis, grandit, grandissons, grandissez, )
    • s'élever verbe
    • se dresser verbe

Conjugations for rijzen:

o.t.t.
  1. rijs
  2. rijst
  3. rijst
  4. rijzen
  5. rijzen
  6. rijzen
o.v.t.
  1. rees
  2. rees
  3. rees
  4. rezen
  5. rezen
  6. rezen
v.t.t.
  1. ben gerezen
  2. bent gerezen
  3. is gerezen
  4. zijn gerezen
  5. zijn gerezen
  6. zijn gerezen
v.v.t.
  1. was gerezen
  2. was gerezen
  3. was gerezen
  4. waren gerezen
  5. waren gerezen
  6. waren gerezen
o.t.t.t.
  1. zal rijzen
  2. zult rijzen
  3. zal rijzen
  4. zullen rijzen
  5. zullen rijzen
  6. zullen rijzen
o.v.t.t.
  1. zou rijzen
  2. zou rijzen
  3. zou rijzen
  4. zouden rijzen
  5. zouden rijzen
  6. zouden rijzen
diversen
  1. rijs!
  2. rijst!
  3. gerezen
  4. rijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rijzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
monter klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
s'élever klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
surgir opwellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
augmenter aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; aanzwiepen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger draaien; hoger maken; omhoogdraaien; omhooggaan; opdraaien; opdrijven; ophogen; opschroeven; opvoeren; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; veel doen stijgen; vergroten; verhogen; vermeerderen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen; zich vermeerderen
croître aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; omhooggaan; opgroeien; opzetten; stijgen; tieren; toenemen; vermeerderen; wassen
grandir aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; oprijzen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; omhoog schieten; omhooggaan; opgroeien; opschieten; opzetten; stijgen; toenemen; uit de grond schieten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden
grimper omhoogrijzen; oprijzen; rijzen beklimmen; geslachtsgemeenschap hebben; inklimmen; klauteren; klimmen; neuken; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen; vozen
grossir aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhooggaan; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; opzetten; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
lever aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; nullificeren; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; ondervangen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; opzwellen; takelen; teniet doen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; verijdelen; vermeerderen; vernietigen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen; zwellen
monter gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen assembleren; beklimmen; bestijgen; bevorderd worden; ensceneren; gaan staan; heffen; hogerop komen; in elkaar zetten; in scene zetten; jezelf opwerken; klimmen; koppelen; lichten; monteren; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven gaan; naar boven klimmen; naar boven stappen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog gaan; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogdragen; omhooggaan; omhoogheffen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhooglopen; omhoogrukken; omhoogstappen; omhoogstijgen; opgaan; opheffen; opklauteren; opklimmen; oprijden; opstaan; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts dragen; opwaarts gaan; opwaarts rijden; opwerken; paardrijden; stijgen; tillen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verheffen; vooruitkomen; zich opwerken
prendre de la hauteur aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
s'agrandir aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen
s'amplifier aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; opzetten; opzwellen; stijgen; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
s'élever aanwassen; gaan staan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; oprijzen; opstaan; rijzen; stijgen de hoogte ingaan; erop vooruit gaan; gaan staan; hoger worden; in de lucht omhoogstijgen; naar boven tillen; omhoogheffen; omhoogkomen; opstaan; opstijgen; opstuiven; opvliegen; stijgen; verheffen; vooruitkomen; vorderen
se dresser gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen de hoogte ingaan; gaan staan; in de lucht omhoogstijgen; omhoogkomen; opstaan; opstijgen; stijgen; verheffen
se lever gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen gaan staan; licht worden; lichten; omhoogkomen; opstaan; overeind komen; verheffen
surgir gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen omhoog schieten; opdagen; opdoemen; opduiken; opkomen; opschieten; uit de grond schieten; verrijzen; verschijnen
venir en haut gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
être en hausse omhoogrijzen; oprijzen; rijzen

Wiktionary Translations for rijzen:

rijzen
Cross Translation:
FromToVia
rijzen se lever dawn — to begin to brighten with daylight
rijzen monter rise — To move upwards
rijzen se lever rise — of a celestial body: to appear to move from behind the horizon
rijzen montée rise — action of moving upwards