Dutch
Detailed Translations for ruzieën from Dutch to French
ruzieën:
-
ruzieën (bekvechten; twisten; hakketakken; bakkeleien)
se disputer; discuter; polémiquer-
se disputer verbe
-
discuter verbe (discute, discutes, discutons, discutez, discutent, discutais, discutait, discutions, discutiez, discutaient, discutai, discutas, discuta, discutâmes, discutâtes, discutèrent, discuterai, discuteras, discutera, discuterons, discuterez, discuteront)
-
polémiquer verbe (polémique, polémiques, polémiquons, polémiquez, polémiquent, polémiquais, polémiquait, polémiquions, polémiquiez, polémiquaient, polémiquai, polémiquas, polémiqua, polémiquâmes, polémiquâtes, polémiquèrent, polémiquerai, polémiqueras, polémiquera, polémiquerons, polémiquerez, polémiqueront)
-
Conjugations for ruzieën:
o.t.t.
- ruzie
- ruziet
- ruziet
- ruzieën
- ruzieën
- ruzieën
o.v.t.
- ruziede
- ruziede
- ruziede
- ruzieden
- ruzieden
- ruzieden
v.t.t.
- heb geruzied
- hebt geruzied
- heeft geruzied
- hebben geruzied
- hebben geruzied
- hebben geruzied
v.v.t.
- had geruzied
- had geruzied
- had geruzied
- hadden geruzied
- hadden geruzied
- hadden geruzied
o.t.t.t.
- zal ruzieën
- zult ruzieën
- zal ruzieën
- zullen ruzieën
- zullen ruzieën
- zullen ruzieën
o.v.t.t.
- zou ruzieën
- zou ruzieën
- zou ruzieën
- zouden ruzieën
- zouden ruzieën
- zouden ruzieën
diversen
- ruzie!
- ruziet!
- geruzied
- ruzieënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ruzieën:
Verb | Related Translations | Other Translations |
discuter | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | argumenteren; babbelen; bediscussiëren; bepraten; bespreken; communiceren; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; overleg voeren; praten; praten over; redetwisten; snateren; spreken; twisten; wauwelen; zwammen |
polémiquer | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | |
se disputer | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | beledigen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; schelden; twisten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden |
External Machine Translations: