Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate schachten

Translate schachten from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

schachten:
- tiges; puits; manches; verges; timon; mines; fosses; puits de mine
schacht:
- verge; tige
Wiktionary:
- schacht → barre, barreau, boyau, bâton, gaule, perche
- schacht → bleu, hampe, puits, cage

Dutch

Detailed Translations for schachten from Dutch to French

schachten:

schachten [de ~] nom, pluriel

de schachten (stelen; pijlen)
la tiges; le puits; le manches; la verges; le timon
- tiges [la ~] nom
- puits [le ~] nom
- manches [le ~] nom
- verges [la ~] nom
- timon [le ~] nom
de schachten (mijnschachten; mijngroeven; mijnputten)
le puits; le manches; la mines; la fosses; le puits de mine
- puits [le ~] nom
- manches [le ~] nom
- mines [la ~] nom
- fosses [la ~] nom
- puits de mine [le ~] nom

Translation Matrix for schachten:

Noun	Related Translations	Other Translations
fosses	mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; schachten	mijnen
manches	mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; pijlen; schachten; stelen	klungels
mines	mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; schachten	mijnen
puits	mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; pijlen; schachten; stelen	bron; inspiratiebron; putten; waterputten
puits de mine	mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; schachten	groeve; mijnschacht
tiges	pijlen; schachten; stelen	stelen; stengels
timon	pijlen; schachten; stelen	disselboom
verges	pijlen; schachten; stelen	tuchtroede

Related Words for "schachten":

schacht

schacht:

schacht [de ~ (m)] nom

de schacht
la verge; la tige
- verge [la ~] nom
- tige [la ~] nom

Translation Matrix for schacht:

Noun	Related Translations	Other Translations
tige	schacht	boomtak; ent; halm; handvat in de vorm van stok; rank; ranken; steel; stengel; tak; tuchtroede; uitloper
verge	schacht

Related Words for "schacht":

schachten

Wiktionary Translations for schacht:

schacht

noun

pièce de bois, de métal, etc., étroite et longue.
- barre → baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang
barre de bois ou de fer qui sert de clôture.
- barreau → advocatuur; advocatenstand; balie; baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang
intestin, tripes, viscères. note se dit des animaux et péjorativement de l’homme.
- boyau → ingewanden; tunnel; schacht
Morceau de bois assez long
- bâton → baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang; staf; stok
Grande perche.
- gaule → baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang
long pièce de bois.
- perche → baar; pijp; roede; schacht; spijl; stang; baars

Cross Translation:

From	To	Via
• schacht	→ bleu	↔ frosh — first year student
• schacht	→ bleu	↔ rookie — an inexperienced recruit
• schacht	→ hampe	↔ shaft — long narrow body of spear or arrow
• schacht	→ puits	↔ Schacht — Bergbau: vertikaler Grubenbau zu einem Stollen
• schacht	→ cage	↔ Schacht — Bauwerk: hohler, meist senkrechter Raum