Dutch
Detailed Translations for schamen from Dutch to French
schamen:
-
schamen (generen)
-
schamen (zich schamen; beschaamd voelen)
se sentir honteux; avoir de la honte; rougir-
se sentir honteux verbe
-
avoir de la honte verbe
-
rougir verbe (rougis, rougit, rougissons, rougissez, rougissent, rougissais, rougissait, rougissions, rougissiez, rougissaient, rougîmes, rougîtes, rougirent, rougirai, rougiras, rougira, rougirons, rougirez, rougiront)
-
Conjugations for schamen:
o.t.t.
- schaam
- schaamt
- schaamt
- schamen
- schamen
- schamen
o.v.t.
- schaamde
- schaamde
- schaamde
- schaamden
- schaamden
- schaamden
v.t.t.
- ben geschaamd
- bent geschaamd
- is geschaamd
- zijn geschaamd
- zijn geschaamd
- zijn geschaamd
v.v.t.
- was geschaamd
- was geschaamd
- was geschaamd
- waren geschaamd
- waren geschaamd
- waren geschaamd
o.t.t.t.
- zal schamen
- zult schamen
- zal schamen
- zullen schamen
- zullen schamen
- zullen schamen
o.v.t.t.
- zou schamen
- zou schamen
- zou schamen
- zouden schamen
- zouden schamen
- zouden schamen
diversen
- schaam!
- schaamt!
- geschaamd
- schamende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schamen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avoir de la honte | beschaamd voelen; schamen; zich schamen | |
gêner | generen; schamen | belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; hinderen; lastigvallen; obstructie plegen; onmogelijk maken; op zijn hart hebben; storen; tegenwerken; teisteren; verhinderen; verstoren; vertoornen |
rougir | beschaamd voelen; schamen; zich schamen | blozen; gloeien; kleuren; rood aanlopen; rood worden |
se sentir honteux | beschaamd voelen; schamen; zich schamen |
Wiktionary Translations for schamen:
schamen
verb
-
schaamte voelen
- schamen → avoir honte