Summary


Dutch

Detailed Translations for schommelen from Dutch to French

schommelen:

schommelen verbe (schommel, schommelt, schommelde, schommelden, geschommeld)

  1. schommelen (heen en weer zwaaien; slingeren; wiebelen; wiegen)
    bercer; osciller; balancer; dodeliner; bringuebaler; se balancer; brimbaler
    • bercer verbe (berce, berces, berçons, bercez, )
    • osciller verbe (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, )
    • balancer verbe (balance, balances, balançons, balancez, )
    • dodeliner verbe
    • bringuebaler verbe
    • se balancer verbe
    • brimbaler verbe
  2. schommelen (wiegen)
    secouer; balancer; être bercé; bercer; se balancer; être houleux; vaciller; chanceler; osciller; tituber
    • secouer verbe (secoue, secoues, secouons, secouez, )
    • balancer verbe (balance, balances, balançons, balancez, )
    • être bercé verbe
    • bercer verbe (berce, berces, berçons, bercez, )
    • se balancer verbe
    • vaciller verbe (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, )
    • chanceler verbe (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, )
    • osciller verbe (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, )
    • tituber verbe (titube, titubes, titubons, titubez, )

Conjugations for schommelen:

o.t.t.
  1. schommel
  2. schommelt
  3. schommelt
  4. schommelen
  5. schommelen
  6. schommelen
o.v.t.
  1. schommelde
  2. schommelde
  3. schommelde
  4. schommelden
  5. schommelden
  6. schommelden
v.t.t.
  1. heb geschommeld
  2. hebt geschommeld
  3. heeft geschommeld
  4. hebben geschommeld
  5. hebben geschommeld
  6. hebben geschommeld
v.v.t.
  1. had geschommeld
  2. had geschommeld
  3. had geschommeld
  4. hadden geschommeld
  5. hadden geschommeld
  6. hadden geschommeld
o.t.t.t.
  1. zal schommelen
  2. zult schommelen
  3. zal schommelen
  4. zullen schommelen
  5. zullen schommelen
  6. zullen schommelen
o.v.t.t.
  1. zou schommelen
  2. zou schommelen
  3. zou schommelen
  4. zouden schommelen
  5. zouden schommelen
  6. zouden schommelen
en verder
  1. ben geschommeld
  2. bent geschommeld
  3. is geschommeld
  4. zijn geschommeld
  5. zijn geschommeld
  6. zijn geschommeld
diversen
  1. schommel!
  2. schommelt!
  3. geschommeld
  4. schommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schommelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
balancer heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen aan de zwerf zijn; aarzelen; balanceren; deinen; golven; heen en weer zwaaien; in evenwicht brengen; rondzwerven; slingeren; twijfelen; uitbalanceren; wankelen; weifelen; wiegelen; zwaaien; zwenken; zwerven; zwiepen
bercer heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen heen en weer zwaaien; slingeren; wiegelen; zwaaien; zwenken
brimbaler heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen heen en weer zwaaien; slingeren; zwaaien; zwenken
bringuebaler heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen
chanceler schommelen; wiegen deinen; golven; heen en weer zwaaien; slingeren; waggelen; wankelen; wiegelen; zwaaien; zwenken
dodeliner heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen
osciller heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen bengelen; deinen; flakkeren; flikkeren; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; oscilleren; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiegelen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken
se balancer heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen bengelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; slingeren; zwaaien; zwenken
secouer schommelen; wiegen afkloppen; afschudden; beven; deinen; golven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; omschudden; opschudden; schudden; slingeren; trillen; wriggelen; wrikken; zich ontdoen van; zwaaien; zwenken
tituber schommelen; wiegen deinen; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; slingeren; variëren; waggelen; zwaaien; zwenken
vaciller schommelen; wiegen deinen; flakkeren; flikkeren; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; slingeren; variëren; vlammen; wankelen; wiegelen; zwaaien; zwenken
être bercé schommelen; wiegen deinen; golven
être houleux schommelen; wiegen deinen; golven

Related Words for "schommelen":


Wiktionary Translations for schommelen:


schommel:

schommel [de ~] nom

  1. de schommel
    la balançoire

Translation Matrix for schommel:

NounRelated TranslationsOther Translations
balançoire schommel

Related Words for "schommel":


Wiktionary Translations for schommel:


Cross Translation:
FromToVia
schommel escarpolette Schaukel — ein Gerät, um sich um einen Drehpunkt auf und ab oder vor und zurück zu bewegen
schommel balançoire swing — hanging seat