Summary
Dutch
Detailed Translations for slip from Dutch to French
slip:
-
de slip (onderbroek; slipje)
Translation Matrix for slip:
Noun | Related Translations | Other Translations |
caleçon | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes |
culotte | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes; staartstuk; staartvin; stuit |
slip | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes |
slips | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes |
Related Words for "slip":
Wiktionary Translations for slip:
slippen:
-
slippen (uitglijden)
glisser; déraper-
glisser verbe (glisse, glisses, glissons, glissez, glissent, glissais, glissait, glissions, glissiez, glissaient, glissai, glissas, glissa, glissâmes, glissâtes, glissèrent, glisserai, glisseras, glissera, glisserons, glisserez, glisseront)
-
déraper verbe (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, dérapent, dérapais, dérapait, dérapions, dérapiez, dérapaient, dérapai, dérapas, dérapa, dérapâmes, dérapâtes, dérapèrent, déraperai, déraperas, dérapera, déraperons, déraperez, déraperont)
-
-
slippen (onderuitgaan; uitschuiven; uitglibberen; uitglijden; wegschieten; uitschieten)
glisser; déraper; faire un vol plané; trébucher-
glisser verbe (glisse, glisses, glissons, glissez, glissent, glissais, glissait, glissions, glissiez, glissaient, glissai, glissas, glissa, glissâmes, glissâtes, glissèrent, glisserai, glisseras, glissera, glisserons, glisserez, glisseront)
-
déraper verbe (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, dérapent, dérapais, dérapait, dérapions, dérapiez, dérapaient, dérapai, dérapas, dérapa, dérapâmes, dérapâtes, dérapèrent, déraperai, déraperas, dérapera, déraperons, déraperez, déraperont)
-
faire un vol plané verbe
-
trébucher verbe (trébuche, trébuches, trébuchons, trébuchez, trébuchent, trébuchais, trébuchait, trébuchions, trébuchiez, trébuchaient, trébuchai, trébuchas, trébucha, trébuchâmes, trébuchâtes, trébuchèrent, trébucherai, trébucheras, trébuchera, trébucherons, trébucherez, trébucheront)
-
Conjugations for slippen:
o.t.t.
- slip
- slipt
- slipt
- slippen
- slippen
- slippen
o.v.t.
- slipte
- slipte
- slipte
- slipten
- slipten
- slipten
v.t.t.
- heb geslipt
- hebt geslipt
- heeft geslipt
- hebben geslipt
- hebben geslipt
- hebben geslipt
v.v.t.
- had geslipt
- had geslipt
- had geslipt
- hadden geslipt
- hadden geslipt
- hadden geslipt
o.t.t.t.
- zal slippen
- zult slippen
- zal slippen
- zullen slippen
- zullen slippen
- zullen slippen
o.v.t.t.
- zou slippen
- zou slippen
- zou slippen
- zouden slippen
- zouden slippen
- zouden slippen
en verder
- ben geslipt
- bent geslipt
- is geslipt
- zijn geslipt
- zijn geslipt
- zijn geslipt
diversen
- slip!
- slipt!
- geslipt
- slippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slippen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dérapage | slippen | |
glissade | slippen | slippartij; uitglijden; wegglijden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
déraper | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | |
faire un vol plané | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | |
glisser | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | afdalen; afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; landen; naar beneden dalen; naar beneden glijden; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaag glijden; omlaagkomen; roetsjen; snel bewegen; toestoppen; wegglippen |
trébucher | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | onderuitgaan; op zijn bek gaan; struikelen; ten val komen; vallen |