Dutch
Detailed Translations for smiespelen from Dutch to French
smiespelen:
-
smiespelen (fluisteren; smoezen)
souffler; chuchoter; murmurer; susurrer; faire des messages basses-
souffler verbe (souffle, souffles, soufflons, soufflez, soufflent, soufflais, soufflait, soufflions, souffliez, soufflaient, soufflai, soufflas, souffla, soufflâmes, soufflâtes, soufflèrent, soufflerai, souffleras, soufflera, soufflerons, soufflerez, souffleront)
-
chuchoter verbe (chuchote, chuchotes, chuchotons, chuchotez, chuchotent, chuchotais, chuchotait, chuchotions, chuchotiez, chuchotaient, chuchotai, chuchotas, chuchota, chuchotâmes, chuchotâtes, chuchotèrent, chuchoterai, chuchoteras, chuchotera, chuchoterons, chuchoterez, chuchoteront)
-
murmurer verbe (murmure, murmures, murmurons, murmurez, murmurent, murmurais, murmurait, murmurions, murmuriez, murmuraient, murmurai, murmuras, murmura, murmurâmes, murmurâtes, murmurèrent, murmurerai, murmureras, murmurera, murmurerons, murmurerez, murmureront)
-
susurrer verbe (susurre, susurres, susurrons, susurrez, susurrent, susurrais, susurrait, susurrions, susurriez, susurraient, susurrai, susurras, susurra, susurrâmes, susurrâtes, susurrèrent, susurrerai, susurreras, susurrera, susurrerons, susurrerez, susurreront)
-
Conjugations for smiespelen:
o.t.t.
- smiespel
- smiespelt
- smiespelt
- smiespelen
- smiespelen
- smiespelen
o.v.t.
- smiespelde
- smiespelde
- smiespelde
- smiespelden
- smiespelden
- smiespelden
v.t.t.
- heb gesmiespeld
- hebt gesmiespeld
- heeft gesmiespeld
- hebben gesmiespeld
- hebben gesmiespeld
- hebben gesmiespeld
v.v.t.
- had gesmiespeld
- had gesmiespeld
- had gesmiespeld
- hadden gesmiespeld
- hadden gesmiespeld
- hadden gesmiespeld
o.t.t.t.
- zal smiespelen
- zult smiespelen
- zal smiespelen
- zullen smiespelen
- zullen smiespelen
- zullen smiespelen
o.v.t.t.
- zou smiespelen
- zou smiespelen
- zou smiespelen
- zouden smiespelen
- zouden smiespelen
- zouden smiespelen
en verder
- ben gesmiespeld
- bent gesmiespeld
- is gesmiespeld
- zijn gesmiespeld
- zijn gesmiespeld
- zijn gesmiespeld
diversen
- smiespel!
- smiespelt!
- gesmiespeld
- smiespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smiespelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
chuchoter | fluisteren; smiespelen; smoezen | fluisteren; lispelen; sissen; toefluisteren |
faire des messages basses | fluisteren; smiespelen; smoezen | |
murmurer | fluisteren; smiespelen; smoezen | fluisteren; kabbelen; lispelen; mompelen; prevelen; ruisen; sissen; suizelen; suizen; zacht ruisen |
souffler | fluisteren; smiespelen; smoezen | ademen; ademhalen; blazen; fluiten; graaien; grijpen; grissen; hijgen; inademen; influisteren; ingeven; jatten; pijpen; pikken; puffen; snaaien; souffleren; toefluisteren; uitademen; uitblazen; voorzeggen; wegkapen |
susurrer | fluisteren; smiespelen; smoezen | fluisteren; knisperen; lispelen; ritselen; sissen |
External Machine Translations: