Dutch
Detailed Translations for speechen from Dutch to French
speechen:
-
speechen
parler; faire un discours; porter un toast-
parler verbe (parle, parles, parlons, parlez, parlent, parlais, parlait, parlions, parliez, parlaient, parlai, parlas, parla, parlâmes, parlâtes, parlèrent, parlerai, parleras, parlera, parlerons, parlerez, parleront)
-
faire un discours verbe
-
porter un toast verbe
-
Translation Matrix for speechen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
parler | babbeltje; causerie; gebabbel; praatje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire un discours | speechen | communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; praten; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden |
parler | speechen | babbelen; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen |
porter un toast | speechen | een toost uitbrengen; toosten |
Related Words for "speechen":
speechen form of speech:
-
de speech (redevoering; rede; toespraak; spreekbeurt; voordracht; lezing)
Translation Matrix for speech:
Noun | Related Translations | Other Translations |
allocution | lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht | inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord |
discours | lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht | inleiding; introductie; lezing; oratie; proloog; spreekbeurt; spreekbeurten; toespraak; voorbericht; voorwoord |