Dutch

Detailed Translations for stof from Dutch to French

stof:

stof [de ~] nom

  1. de stof (materie)
    la matière; la substance

stof [het ~] nom

  1. het stof (stofdeeltjes)
    la poussière
  2. het stof
    – heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen 1
    la poussière

Translation Matrix for stof:

NounRelated TranslationsOther Translations
matière materie; stof
poussière stof; stofdeeltjes stofje; vuiltje
substance materie; stof goedje; kern van de zaak; materiaal; spul; substantie
- goed; textiel; weefsel

Related Words for "stof":


Synonyms for "stof":


Related Definitions for "stof":

  1. weefsel gemaakt van draden1
    • de rok is gemaakt van een dure stof1
  2. dat waaruit iets bestaat1
    • deze stoffen zijn slecht voor de gezondheid1
  3. heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen1
    • bovenop de boekenkast lag veel stof1
  4. onderwerp1
    • welke stof moet je voor het examen kennen?1

Wiktionary Translations for stof:

stof
noun
  1. weefsel, textiel
  2. heel kleine deeltjes
stof
noun
  1. Ce qui a de la masse et occupe de l’espace.
  2. particule très fines de terre ou de toute autre matière réduire en poudre.
  3. philosophie|fr Ce qui subsister par soi-même, indépendamment de tout accident.
  4. À trier …
  5. textile|fr tissu de soie, de laine, de coton, etc., dont on faire des habits, dont on recouvre des meubles, etc.

Cross Translation:
FromToVia
stof poussière dust — fine, dry particles
stof tissu; textile fabric — material made of fibers
stof matière matter — kind of substance
stof truc stuff — miscellaneous items; things
stof poussière Staub — fein verteilte, kleine feste Partikel, die in der Luft schweben oder sich ablagern

stof form of stoffen:

stoffen verbe (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)

  1. stoffen (afstoffen; afnemen)
    dépoussiérer; épousseter; enlever la poussière; nettoyer; ôter la poussière
    • épousseter verbe (époussette, époussettes, époussetons, époussetez, )
    • nettoyer verbe (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )
  2. stoffen (op vuur pruttelen; smoren; sudderen; pruttelen)
    gronder; mijoter; étouffer; mitonner; bougonner; grommeler
    • gronder verbe (gronde, grondes, grondons, grondez, )
    • mijoter verbe (mijote, mijotes, mijotons, mijotez, )
    • étouffer verbe (étouffe, étouffes, étouffons, étouffez, )
    • mitonner verbe (mitonne, mitonnes, mitonnons, mitonnez, )
    • bougonner verbe (bougonne, bougonnes, bougonnons, bougonnez, )
    • grommeler verbe (grommelle, grommelles, grommelons, grommelez, )

Conjugations for stoffen:

o.t.t.
  1. stof
  2. stoft
  3. stoft
  4. stoffen
  5. stoffen
  6. stoffen
o.v.t.
  1. stofte
  2. stofte
  3. stofte
  4. stoften
  5. stoften
  6. stoften
v.t.t.
  1. heb gestoft
  2. hebt gestoft
  3. heeft gestoft
  4. hebben gestoft
  5. hebben gestoft
  6. hebben gestoft
v.v.t.
  1. had gestoft
  2. had gestoft
  3. had gestoft
  4. hadden gestoft
  5. hadden gestoft
  6. hadden gestoft
o.t.t.t.
  1. zal stoffen
  2. zult stoffen
  3. zal stoffen
  4. zullen stoffen
  5. zullen stoffen
  6. zullen stoffen
o.v.t.t.
  1. zou stoffen
  2. zou stoffen
  3. zou stoffen
  4. zouden stoffen
  5. zouden stoffen
  6. zouden stoffen
en verder
  1. ben gestoft
  2. bent gestoft
  3. is gestoft
  4. zijn gestoft
  5. zijn gestoft
  6. zijn gestoft
diversen
  1. stof!
  2. stoft!
  3. gestoft
  4. stoffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stoffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bougonner op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen brommen; kankeren; klagen; mompelen; mopperen; morren; over iets mopperen; prevelen; pruttelen; reutelen; rochelen
dépoussiérer afnemen; afstoffen; stoffen
enlever la poussière afnemen; afstoffen; stoffen
grommeler op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen brommen; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mompelen; mopperen; morren; murmelen; murmeren; over iets mopperen; pruttelen; zoemen
gronder op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; brommen; brullen; fulmineren; grommen; het uitgillen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kankeren; klagen; klateren; knallen; knorren; knorrend geluid maken; kwalijk nemen; laken; mopperen; morren; nadragen; over iets mopperen; pruttelen; razen; te keer gaan; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; vermanen; voor de voeten gooien
mijoter op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen stoven
mitonner op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen
nettoyer afnemen; afstoffen; stoffen afboenen; afdekken; afruimen; afschrobben; bergen; boenen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opdweilen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonboenen; schoonhouden; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonschrobben; schrobben; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren
épousseter afnemen; afstoffen; stoffen stof afkloppen
étouffer op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen afdempen; afdempen van geluid; beklemmen; benauwen; de kop indrukken; dempen; doven; matigen; onderdrukken; smoren; temperen; uitblussen; uitdoven; verstikken; zich matigen
ôter la poussière afnemen; afstoffen; stoffen

Related Words for "stoffen":


Related Translations for stof