Dutch

Detailed Translations for strak zitten from Dutch to French

strak zitten:

strak zitten verbe (zit strak, zat strak, zaten strak, strak gezeten)

  1. strak zitten (knellen)
    coincer; presser; se saigner aux quatre veines pour; tordre; serrer; pincer; rogner; manquer; comprimer; compresser
    • coincer verbe (coince, coinces, coinçons, coincez, )
    • presser verbe (presse, presses, pressons, pressez, )
    • tordre verbe (tords, tord, tordons, tordez, )
    • serrer verbe (serre, serres, serrons, serrez, )
    • pincer verbe (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • rogner verbe (rogne, rognes, rognons, rognez, )
    • manquer verbe (manque, manques, manquons, manquez, )
    • comprimer verbe (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • compresser verbe (compresse, compresses, compressons, compressez, )

Conjugations for strak zitten:

o.t.t.
  1. zit strak
  2. zit strak
  3. zit strak
  4. zitten strak
  5. zitten strak
  6. zitten strak
o.v.t.
  1. zat strak
  2. zat strak
  3. zat strak
  4. zaten strak
  5. zaten strak
  6. zaten strak
v.t.t.
  1. heb strak gezeten
  2. hebt strak gezeten
  3. heeft strak gezeten
  4. hebben strak gezeten
  5. hebben strak gezeten
  6. hebben strak gezeten
v.v.t.
  1. had strak gezeten
  2. had strak gezeten
  3. had strak gezeten
  4. hadden strak gezeten
  5. hadden strak gezeten
  6. hadden strak gezeten
o.t.t.t.
  1. zal strak zitten
  2. zult strak zitten
  3. zal strak zitten
  4. zullen strak zitten
  5. zullen strak zitten
  6. zullen strak zitten
o.v.t.t.
  1. zou strak zitten
  2. zou strak zitten
  3. zou strak zitten
  4. zouden strak zitten
  5. zouden strak zitten
  6. zouden strak zitten
en verder
  1. ben strak gezeten
  2. bent strak gezeten
  3. is strak gezeten
  4. zijn strak gezeten
  5. zijn strak gezeten
  6. zijn strak gezeten
diversen
  1. zit strak!
  2. zitt strak!
  3. strak gezeten
  4. strak zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for strak zitten:

NounRelated TranslationsOther Translations
serrer aanschroeven; vastschroeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
coincer knellen; strak zitten afklemmen; afknijpen; klemmen; knellen; omklemmen
compresser knellen; strak zitten comprimeren; fijndrukken; inpakken; klemmen; knellen; omklemmen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
comprimer knellen; strak zitten comprimeren; fijndrukken; inpersen; insnoeren; kleiner maken; klemmen; knellen; omklemmen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen
manquer knellen; strak zitten afgaan; afwezig zijn; erbij inschieten; falen; floppen; gebrek hebben; in de puree lopen; kwijtraken; mankeren; misgaan; mislopen; mislukken; missen; ontberen; ontbreken; over het hoofd zien; stranden; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; vermissen; verzaken; verzuimen; wegraken
pincer knellen; strak zitten dichtknijpen; grijpen; klauwen; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; pakken; tokkelen; uitdrukken; uitknijpen; vangen; vastknijpen; vatten; verstrikken
presser knellen; strak zitten aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
rogner knellen; strak zitten beknibbelen; bijknippen; bijsnijden; een beetje knippen; knibbelen; knijpen; schrapen
se saigner aux quatre veines pour knellen; strak zitten kromliggen; nijpen
serrer knellen; strak zitten aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven
tordre knellen; strak zitten ineendraaien; klemmen; knellen; omklemmen; ontwrichten; uitwringen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verdraaien; verstuiken; verwringen; verzwikken; wriggelen; wrikken; wringen; zich wringen; zwikken

Related Translations for strak zitten