Dutch

Detailed Translations for stuitend from Dutch to French

stuitend:


Translation Matrix for stuitend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
choquant onverkwikkelijk; stuitend aanstootgevend; aanstotelijk; abrupt; eensklaps; ineens; misselijk; naar; ongepast; onkies; onpasselijk; onverhoeds; onvertogen; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onwel; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; stotend; verkeerd
crasseux goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend bedoezeld; boosaardig; groezelig; haveloos; met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; obsceen; onpasselijk; onwel; ranzig; schandalig; schuin; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; verfoeilijk; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
dégoûtant goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend afschuwelijk; afstotelijk voor zintuigen; afstotend voor zintuigen; lelijk; met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; niet lekker; niet smakelijk; obsceen; onappetijtelijk; onpasselijk; onsmakelijk; onwel; ranzig; schuin; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zedeloos
dégueulasse goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; onpasselijk; onwel; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
désagréable onverkwikkelijk; stuitend afgezaagd; afstotend; antipathiek; ellendig; hinderlijk; langdraadig; langwijlig; lastig; lelijk; melig; naar; niet schikkend; onaangenaam; onaantrekkelijk; onaardig; onbehaaglijk; ongelegen; ongenietbaar; onhartelijk; onhebbelijk; onheus; onplezierig; onprettig; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvriendelijk; onwelwillend; onwennig; rot; saai; slecht geluimd; storend; vervelend; wrang; zuur; zuur smakend
fâcheux onverkwikkelijk; stuitend bitter; boos; erg; ernstig; furieus; giftig; helaas; jammer; jammer genoeg; kwaad; kwalijk; nijdig; rampspoedig; razend; sneu; spijtig; spinnijdig; toornig; van bedenkelijke aard; vertoornd; vol tegenslag; woedend; woest; zeer boos; ziedend
malpropre goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend amoreel; banaal; bevlekt; grof; haveloos; immoreel; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; obsceen; onkies; onkuis; onpasselijk; onrein; onwel; onzedelijk; onzedig; onzindelijk; plat; platvloers; ranzig; schuin; schunnig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; triviaal; vies; viezig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
pourri goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend bedorven; rans; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot
repoussant onverkwikkelijk; stuitend afschrikwekkend; afschuwelijk; afschuwwekkend; afstotelijk voor zintuigen; afstotend voor zintuigen; lelijk; misselijk; monsterlijk; naar; onappetijtelijk; onpasselijk; onsmakelijk; onwel; walgelijk; weerzinwekkend
répugnant goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend afschuwelijk; afstotelijk; afstotelijk voor zintuigen; afstotend; afstotend voor zintuigen; afzichtelijk; barbaars; beestachtig; bruut; foeilelijk; inhumaan; lelijk; misselijk; misselijkmakend; monsterlijk; naar; oerlelijk; onaantrekkelijk; onappetijtelijk; onmenselijk; onpasselijk; onsmakelijk; onwel; walgelijk; weerzinwekkend; wreed
révoltant onverkwikkelijk; stuitend ijzingwekkend; misselijk; naar; onpasselijk; ontzettend; onwel; schrikbarend; schrikwekkend; vreselijk
salement goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend met vuil bemorst; misselijk; morsig; naar; obsceen; onpasselijk; onwel; ranzig; schuin; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
sordidement onverkwikkelijk; stuitend misselijk; naar; onpasselijk; onwel
écoeurant goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; lelijk; misselijk; naar; onpasselijk; onwel; weerzinwekkend

Related Words for "stuitend":

  • stuitendst, stuitendste

stuiten:

stuiten verbe (stuit, stuitte, stuitten, gestuit)

  1. stuiten (terugkaatsen; reflecteren; weerkaatsen; echoën; terugstoten)
    résonner; retentir
    • résonner verbe (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • retentir verbe (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )

Conjugations for stuiten:

o.t.t.
  1. stuit
  2. stuit
  3. stuit
  4. stuiten
  5. stuiten
  6. stuiten
o.v.t.
  1. stuitte
  2. stuitte
  3. stuitte
  4. stuitten
  5. stuitten
  6. stuitten
v.t.t.
  1. heb gestuit
  2. hebt gestuit
  3. heeft gestuit
  4. hebben gestuit
  5. hebben gestuit
  6. hebben gestuit
v.v.t.
  1. had gestuit
  2. had gestuit
  3. had gestuit
  4. hadden gestuit
  5. hadden gestuit
  6. hadden gestuit
o.t.t.t.
  1. zal stuiten
  2. zult stuiten
  3. zal stuiten
  4. zullen stuiten
  5. zullen stuiten
  6. zullen stuiten
o.v.t.t.
  1. zou stuiten
  2. zou stuiten
  3. zou stuiten
  4. zouden stuiten
  5. zouden stuiten
  6. zouden stuiten
en verder
  1. ben gestuit
  2. bent gestuit
  3. is gestuit
  4. zijn gestuit
  5. zijn gestuit
  6. zijn gestuit
diversen
  1. stuit!
  2. stuitt!
  3. gestuit
  4. stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stuiten [de ~] nom, pluriel

  1. de stuiten (stuitjes)
    le coccyx

Translation Matrix for stuiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
coccyx stuiten; stuitjes staartbeen; stuitbeen
VerbRelated TranslationsOther Translations
retentir echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; resoneren; rinkelen; schallen; schetteren; tetteren; tingelen; tinkelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
résonner echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; rammelen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Related Words for "stuiten":


Wiktionary Translations for stuiten:

stuiten