Dutch
Detailed Translations for te niet doen from Dutch to French
te niet doen:
-
te niet doen
annihiler; annuler; réduire à néant-
annihiler verbe (annihile, annihiles, annihilons, annihilez, annihilent, annihilais, annihilait, annihilions, annihiliez, annihilaient, annihilai, annihilas, annihila, annihilâmes, annihilâtes, annihilèrent, annihilerai, annihileras, annihilera, annihilerons, annihilerez, annihileront)
-
annuler verbe (annule, annules, annulons, annulez, annulent, annulais, annulait, annulions, annuliez, annulaient, annulai, annulas, annula, annulâmes, annulâtes, annulèrent, annulerai, annuleras, annulera, annulerons, annulerez, annuleront)
-
réduire à néant verbe
-
Conjugations for te niet doen:
o.t.t.
- doe te niet
- doet te niet
- doet te niet
- doen te niet
- doen te niet
- doen te niet
o.v.t.
- deed te niet
- deed te niet
- deed te niet
- deden te niet
- deden te niet
- deden te niet
v.t.t.
- heb te niet gedaan
- hebt te niet gedaan
- heeft te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
v.v.t.
- had te niet gedaan
- had te niet gedaan
- had te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
o.t.t.t.
- zal te niet doen
- zult te niet doen
- zal te niet doen
- zullen te niet doen
- zullen te niet doen
- zullen te niet doen
o.v.t.t.
- zou te niet doen
- zou te niet doen
- zou te niet doen
- zouden te niet doen
- zouden te niet doen
- zouden te niet doen
en verder
- ben te niet gedaan
- bent te niet gedaan
- is te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
diversen
- doe te niet!
- doet te niet!
- te niet gedaan
- te niet doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for te niet doen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
annuler | afbestellen; annuleren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
annihiler | te niet doen | nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen |
annuler | te niet doen | afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; teniet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; verijdelen; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen |
réduire à néant | te niet doen |
External Machine Translations: