Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. terugvloeien:


Dutch

Detailed Translations for terugvloeien from Dutch to French

terugvloeien:

terugvloeien verbe (vloei terug, vloeit terug, vloeide terug, vloeiden terug, teruggevloeid)

  1. terugvloeien (terugspoelen; terugstromen)
    revenir; refluer; rebobiner
    • revenir verbe (reviens, revient, revenons, revenez, )
    • refluer verbe (reflue, reflues, refluons, refluez, )
    • rebobiner verbe (rebobine, rebobines, rebobinons, rebobinez, )

Conjugations for terugvloeien:

o.t.t.
  1. vloei terug
  2. vloeit terug
  3. vloeit terug
  4. vloeien terug
  5. vloeien terug
  6. vloeien terug
o.v.t.
  1. vloeide terug
  2. vloeide terug
  3. vloeide terug
  4. vloeiden terug
  5. vloeiden terug
  6. vloeiden terug
v.t.t.
  1. ben teruggevloeid
  2. bent teruggevloeid
  3. is teruggevloeid
  4. zijn teruggevloeid
  5. zijn teruggevloeid
  6. zijn teruggevloeid
v.v.t.
  1. was teruggevloeid
  2. was teruggevloeid
  3. was teruggevloeid
  4. waren teruggevloeid
  5. waren teruggevloeid
  6. waren teruggevloeid
o.t.t.t.
  1. zal terugvloeien
  2. zult terugvloeien
  3. zal terugvloeien
  4. zullen terugvloeien
  5. zullen terugvloeien
  6. zullen terugvloeien
o.v.t.t.
  1. zou terugvloeien
  2. zou terugvloeien
  3. zou terugvloeien
  4. zouden terugvloeien
  5. zouden terugvloeien
  6. zouden terugvloeien
diversen
  1. vloei terug!
  2. vloeit terug!
  3. teruggevloeid
  4. terugvloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugvloeien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
rebobiner terugspoelen; terugstromen; terugvloeien vooruitspoelen
refluer terugspoelen; terugstromen; terugvloeien ebben; kenteren; wegebben
revenir terugspoelen; terugstromen; terugvloeien keren; omkeren; retourneren; spoken; ten deel vallen; teruggaan; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; toekomen; toekomen aan; toevallen; verdiend hebben; wederkeren; weerkeren