Dutch
Detailed Translations for toeëigenen from Dutch to French
toeëigenen:
-
toeëigenen (zich aanmatigen)
usurper; s'arroger; s'attribuer-
usurper verbe (usurpe, usurpes, usurpons, usurpez, usurpent, usurpais, usurpait, usurpions, usurpiez, usurpaient, usurpai, usurpas, usurpa, usurpâmes, usurpâtes, usurpèrent, usurperai, usurperas, usurpera, usurperons, usurperez, usurperont)
-
s'arroger verbe
-
s'attribuer verbe
-
-
toeëigenen (stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen)
enlever; voler; prendre; chiper; dérober; retirer; piquer; ôter; barboter; faucher; marauder; piller; rafler; subtiliser; choper; s'emparer-
enlever verbe (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, enlèvent, enlevais, enlevait, enlevions, enleviez, enlevaient, enlevai, enlevas, enleva, enlevâmes, enlevâtes, enlevèrent, enlèverai, enlèveras, enlèvera, enlèverons, enlèverez, enlèveront)
-
voler verbe (vole, voles, volons, volez, volent, volais, volait, volions, voliez, volaient, volai, volas, vola, volâmes, volâtes, volèrent, volerai, voleras, volera, volerons, volerez, voleront)
-
prendre verbe (prends, prend, prenons, prenez, prennent, prenais, prenait, prenions, preniez, prenaient, pris, prit, prîmes, prîtes, prirent, prendrai, prendras, prendra, prendrons, prendrez, prendront)
-
chiper verbe (chipe, chipes, chipons, chipez, chipent, chipais, chipait, chipions, chipiez, chipaient, chipai, chipas, chipa, chipâmes, chipâtes, chipèrent, chiperai, chiperas, chipera, chiperons, chiperez, chiperont)
-
dérober verbe (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, dérobent, dérobais, dérobait, dérobions, dérobiez, dérobaient, dérobai, dérobas, déroba, dérobâmes, dérobâtes, dérobèrent, déroberai, déroberas, dérobera, déroberons, déroberez, déroberont)
-
retirer verbe (retire, retires, retirons, retirez, retirent, retirais, retirait, retirions, retiriez, retiraient, retirai, retiras, retira, retirâmes, retirâtes, retirèrent, retirerai, retireras, retirera, retirerons, retirerez, retireront)
-
piquer verbe (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
ôter verbe (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, ôtent, ôtais, ôtait, ôtions, ôtiez, ôtaient, ôtai, ôtas, ôta, ôtâmes, ôtâtes, ôtèrent, ôterai, ôteras, ôtera, ôterons, ôterez, ôteront)
-
barboter verbe (barbote, barbotes, barbotons, barbotez, barbotent, barbotais, barbotait, barbotions, barbotiez, barbotaient, barbotai, barbotas, barbota, barbotâmes, barbotâtes, barbotèrent, barboterai, barboteras, barbotera, barboterons, barboterez, barboteront)
-
faucher verbe (fauche, fauches, fauchons, fauchez, fauchent, fauchais, fauchait, fauchions, fauchiez, fauchaient, fauchai, fauchas, faucha, fauchâmes, fauchâtes, fauchèrent, faucherai, faucheras, fauchera, faucherons, faucherez, faucheront)
-
marauder verbe (maraude, maraudes, maraudons, maraudez, maraudent, maraudais, maraudait, maraudions, maraudiez, maraudaient, maraudai, maraudas, marauda, maraudâmes, maraudâtes, maraudèrent, marauderai, marauderas, maraudera, marauderons, marauderez, marauderont)
-
piller verbe (pille, pilles, pillons, pillez, pillent, pillais, pillait, pillions, pilliez, pillaient, pillai, pillas, pilla, pillâmes, pillâtes, pillèrent, pillerai, pilleras, pillera, pillerons, pillerez, pilleront)
-
rafler verbe (rafle, rafles, raflons, raflez, raflent, raflais, raflait, raflions, rafliez, raflaient, raflai, raflas, rafla, raflâmes, raflâtes, raflèrent, raflerai, rafleras, raflera, raflerons, raflerez, rafleront)
-
subtiliser verbe (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, subtilisent, subtilisais, subtilisait, subtilisions, subtilisiez, subtilisaient, subtilisai, subtilisas, subtilisa, subtilisâmes, subtilisâtes, subtilisèrent, subtiliserai, subtiliseras, subtilisera, subtiliserons, subtiliserez, subtiliseront)
-
choper verbe (chope, chopes, chopons, chopez, chopent, chopais, chopait, chopions, chopiez, chopaient, chopai, chopas, chopa, chopâmes, chopâtes, chopèrent, choperai, choperas, chopera, choperons, choperez, choperont)
-
s'emparer verbe
-
-
toeëigenen (in bezit nemen)
prendre possession de qc; usurper; s'approprier-
prendre possession de qc verbe
-
usurper verbe (usurpe, usurpes, usurpons, usurpez, usurpent, usurpais, usurpait, usurpions, usurpiez, usurpaient, usurpai, usurpas, usurpa, usurpâmes, usurpâtes, usurpèrent, usurperai, usurperas, usurpera, usurperons, usurperez, usurperont)
-
s'approprier verbe
-
Conjugations for toeëigenen:
o.t.t.
- eigen toe
- eigent toe
- eigent toe
- eigenen toe
- eigenen toe
- eigenen toe
o.v.t.
- eigende toe
- eigende toe
- eigende toe
- eigenden toe
- eigenden toe
- eigenden toe
v.t.t.
- heb toegeeigend
- hebt toegeeigend
- heeft toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
v.v.t.
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
o.t.t.t.
- zal toeëigenen
- zult toeëigenen
- zal toeëigenen
- zullen toeëigenen
- zullen toeëigenen
- zullen toeëigenen
o.v.t.t.
- zou toeëigenen
- zou toeëigenen
- zou toeëigenen
- zouden toeëigenen
- zouden toeëigenen
- zouden toeëigenen
en verder
- ben toegeeigend
- bent toegeeigend
- is toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
diversen
- eigen toe!
- eigent toe!
- toegeeigend
- toeeigenen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toeëigenen:
Wiktionary Translations for toeëigenen:
toeëigenen
Cross Translation:
verb
-
S’emparer, par violence ou par ruse, d’un bien, d’une souveraineté, d’une dignité, etc.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toeëigenen | → usurper | ↔ usurp — to seize power |
toeëigenen form of toeneigen:
-
toeneigen (zwemen; tenderen naar)
Conjugations for toeneigen:
o.t.t.
- eigen toe
- eigent toe
- eigent toe
- eigenen toe
- eigenen toe
- eigenen toe
o.v.t.
- eigende toe
- eigende toe
- eigende toe
- eigenden toe
- eigenden toe
- eigenden toe
v.t.t.
- heb toegeeigend
- hebt toegeeigend
- heeft toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
- hebben toegeeigend
v.v.t.
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- had toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
- hadden toegeeigend
o.t.t.t.
- zal toeneigen
- zult toeneigen
- zal toeneigen
- zullen toeneigen
- zullen toeneigen
- zullen toeneigen
o.v.t.t.
- zou toeneigen
- zou toeneigen
- zou toeneigen
- zouden toeneigen
- zouden toeneigen
- zouden toeneigen
en verder
- ben toegeeigend
- bent toegeeigend
- is toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
- zijn toegeeigend
diversen
- eigen toe!
- eigent toe!
- toegeeigend
- toeeigenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toeneigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avoir tendance à | tenderen naar; toeneigen; zwemen | neigen; neigen tot; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen; tenderen naar |
tendre à | tenderen naar; toeneigen; zwemen | neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar |
External Machine Translations: