Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitgieren:


Dutch

Detailed Translations for uitgieren from Dutch to French

uitgieren:

uitgieren verbe

  1. uitgieren
    hurler; geindre; glapir; rire aux éclats
    • hurler verbe (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • geindre verbe (geins, geint, geignons, geignez, )
    • glapir verbe (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )

Translation Matrix for uitgieren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
geindre uitgieren brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; etteren; griepen; huilen; janken; jengelen; kermen; klieren; kreunen; krijsen; schreien; steunen; zeiken
glapir uitgieren blaffen; brullen; gillen; huilen; janken; keffen; krijsen; schreien; uitgillen; uitkrijsen
hurler uitgieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; snikken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
rire aux éclats uitgieren lachen; schateren