Dutch
Detailed Translations for uithuwen from Dutch to French
uithuwen:
-
uithuwen (ten huwelijk geven; uithuwelijken; wegschenken)
donner en mariage; marier; donner-
donner en mariage verbe
-
marier verbe (marie, maries, marions, mariez, marient, mariais, mariait, mariions, mariiez, mariaient, mariai, marias, maria, mariâmes, mariâtes, marièrent, marierai, marieras, mariera, marierons, marierez, marieront)
-
donner verbe (donne, donnes, donnons, donnez, donnent, donnais, donnait, donnions, donniez, donnaient, donnai, donnas, donna, donnâmes, donnâtes, donnèrent, donnerai, donneras, donnera, donnerons, donnerez, donneront)
-
Conjugations for uithuwen:
o.t.t.
- huw uit
- huwt uit
- huwt uit
- huwen uit
- huwen uit
- huwen uit
o.v.t.
- huwde uit
- huwde uit
- huwde uit
- huwden uit
- huwden uit
- huwden uit
v.t.t.
- heb uitgehuwd
- hebt uitgehuwd
- heeft uitgehuwd
- hebben uitgehuwd
- hebben uitgehuwd
- hebben uitgehuwd
v.v.t.
- had uitgehuwd
- had uitgehuwd
- had uitgehuwd
- hadden uitgehuwd
- hadden uitgehuwd
- hadden uitgehuwd
o.t.t.t.
- zal uithuwen
- zult uithuwen
- zal uithuwen
- zullen uithuwen
- zullen uithuwen
- zullen uithuwen
o.v.t.t.
- zou uithuwen
- zou uithuwen
- zou uithuwen
- zouden uithuwen
- zouden uithuwen
- zouden uithuwen
en verder
- ben uitgehuwd
- bent uitgehuwd
- is uitgehuwd
- zijn uitgehuwd
- zijn uitgehuwd
- zijn uitgehuwd
diversen
- huw uit!
- huwt uit!
- uitgehuwd
- uithuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uithuwen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
donner | weggeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
donner | ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen; wegschenken | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; declareren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; reiken; schenken; toebrengen; toedragen; toesteken; toevoeren; vergeven; verlenen; verstrekken; weggeven; wegschenken; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven |
donner en mariage | ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen; wegschenken | |
marier | ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen; wegschenken | huwen; in het huwelijk treden; trouwen; zich in de echt verbinden |