Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitlichten:


Dutch

Detailed Translations for uitlichten from Dutch to French

uitlichten:

uitlichten verbe (licht uit, lichtte uit, lichtten uit, uitgelicht)

  1. uitlichten (nemen uit)
    ôter
    • ôter verbe (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, )

Conjugations for uitlichten:

o.t.t.
  1. licht uit
  2. licht uit
  3. licht uit
  4. lichten uit
  5. lichten uit
  6. lichten uit
o.v.t.
  1. lichtte uit
  2. lichtte uit
  3. lichtte uit
  4. lichtten uit
  5. lichtten uit
  6. lichtten uit
v.t.t.
  1. heb uitgelicht
  2. hebt uitgelicht
  3. heeft uitgelicht
  4. hebben uitgelicht
  5. hebben uitgelicht
  6. hebben uitgelicht
v.v.t.
  1. had uitgelicht
  2. had uitgelicht
  3. had uitgelicht
  4. hadden uitgelicht
  5. hadden uitgelicht
  6. hadden uitgelicht
o.t.t.t.
  1. zal uitlichten
  2. zult uitlichten
  3. zal uitlichten
  4. zullen uitlichten
  5. zullen uitlichten
  6. zullen uitlichten
o.v.t.t.
  1. zou uitlichten
  2. zou uitlichten
  3. zou uitlichten
  4. zouden uitlichten
  5. zouden uitlichten
  6. zouden uitlichten
en verder
  1. ben uitgelicht
  2. bent uitgelicht
  3. is uitgelicht
  4. zijn uitgelicht
  5. zijn uitgelicht
  6. zijn uitgelicht
diversen
  1. licht uit!
  2. licht uit!
  3. uitgelicht
  4. uitlichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitlichten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ôter nemen uit; uitlichten achteroverdrukken; afnemen; benemen; eruit nemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontkleden; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; uitdoen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken