Summary
Dutch
Detailed Translations for uitnodigen from Dutch to French
uitnodigen:
-
uitnodigen (engageren; inviteren)
inviter; engager; convier; embaucher-
inviter verbe (invite, invites, invitons, invitez, invitent, invitais, invitait, invitions, invitiez, invitaient, invitai, invitas, invita, invitâmes, invitâtes, invitèrent, inviterai, inviteras, invitera, inviterons, inviterez, inviteront)
-
engager verbe (engage, engages, engageons, engagez, engagent, engageais, engageait, engagions, engagiez, engageaient, engageai, engageas, engagea, engageâmes, engageâtes, engagèrent, engagerai, engageras, engagera, engagerons, engagerez, engageront)
-
convier verbe (convie, convies, convions, conviez, convient, conviais, conviait, conviions, conviiez, conviaient, conviai, convias, convia, conviâmes, conviâtes, convièrent, convierai, convieras, conviera, convierons, convierez, convieront)
-
embaucher verbe (embauche, embauches, embauchons, embauchez, embauchent, embauchais, embauchait, embauchions, embauchiez, embauchaient, embauchai, embauchas, embaucha, embauchâmes, embauchâtes, embauchèrent, embaucherai, embaucheras, embauchera, embaucherons, embaucherez, embaucheront)
-
-
uitnodigen (aanzoeken; vragen; verzoeken; aanvragen)
demander; prier; requérir; solliciter; exiger; supplier-
demander verbe (demande, demandes, demandons, demandez, demandent, demandais, demandait, demandions, demandiez, demandaient, demandai, demandas, demanda, demandâmes, demandâtes, demandèrent, demanderai, demanderas, demandera, demanderons, demanderez, demanderont)
-
prier verbe (prie, pries, prions, priez, prient, priais, priait, priions, priiez, priaient, priai, prias, pria, priâmes, priâtes, prièrent, prierai, prieras, priera, prierons, prierez, prieront)
-
requérir verbe (requiers, requiert, requérons, requérez, requièrent, requérais, requérait, requérions, requériez, requéraient, requis, requit, requîmes, requîtes, requirent, requerrai, requerras, requerra, requerrons, requerrez, requerront)
-
solliciter verbe (sollicite, sollicites, sollicitons, sollicitez, sollicitent, sollicitais, sollicitait, sollicitions, sollicitiez, sollicitaient, sollicitai, sollicitas, sollicita, sollicitâmes, sollicitâtes, sollicitèrent, solliciterai, solliciteras, sollicitera, solliciterons, solliciterez, solliciteront)
-
exiger verbe (exige, exiges, exigeons, exigez, exigent, exigeais, exigeait, exigions, exigiez, exigeaient, exigeai, exigeas, exigea, exigeâmes, exigeâtes, exigèrent, exigerai, exigeras, exigera, exigerons, exigerez, exigeront)
-
supplier verbe (supplie, supplies, supplions, suppliez, supplient, suppliais, suppliait, suppliions, suppliiez, suppliaient, suppliai, supplias, supplia, suppliâmes, suppliâtes, supplièrent, supplierai, supplieras, suppliera, supplierons, supplierez, supplieront)
-
-
uitnodigen
Conjugations for uitnodigen:
o.t.t.
- nodig uit
- nodigt uit
- nodigt uit
- nodigen uit
- nodigen uit
- nodigen uit
o.v.t.
- nodigde uit
- nodigde uit
- nodigde uit
- nodigden uit
- nodigden uit
- nodigden uit
v.t.t.
- heb uitgenodigd
- hebt uitgenodigd
- heeft uitgenodigd
- hebben uitgenodigd
- hebben uitgenodigd
- hebben uitgenodigd
v.v.t.
- had uitgenodigd
- had uitgenodigd
- had uitgenodigd
- hadden uitgenodigd
- hadden uitgenodigd
- hadden uitgenodigd
o.t.t.t.
- zal uitnodigen
- zult uitnodigen
- zal uitnodigen
- zullen uitnodigen
- zullen uitnodigen
- zullen uitnodigen
o.v.t.t.
- zou uitnodigen
- zou uitnodigen
- zou uitnodigen
- zouden uitnodigen
- zouden uitnodigen
- zouden uitnodigen
en verder
- ben uitgenodigd
- bent uitgenodigd
- is uitgenodigd
- zijn uitgenodigd
- zijn uitgenodigd
- zijn uitgenodigd
diversen
- nodig uit!
- nodigt uit!
- uitgenodigd
- uitnodigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitnodigen:
Synonyms for "uitnodigen":
Related Definitions for "uitnodigen":
Wiktionary Translations for uitnodigen:
uitnodigen
Cross Translation:
verb
uitnodigen
-
iemand verzoeken iets bij te wonen
- uitnodigen → inviter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitnodigen | → inviter | ↔ invite — ask for the presence or participation of someone |
• uitnodigen | → inviter | ↔ einladen — jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun |