Summary
Dutch to French: more detail...
- uitstel:
- uitstellen:
-
Wiktionary:
- uitstel → remise, sursis
- uitstel → suspension, en suspens, procrastination
- uitstellen → remettre, ajourner, atermoyer, différer, reporter, reculer, renvoyer, retarder
- uitstellen → différer, retarder, ajourner, repousser, procrastiner
Dutch
Detailed Translations for uitstel from Dutch to French
uitstel:
-
het uitstel (respijt)
-
het uitstel (respijt; onderbreking)
Translation Matrix for uitstel:
Wiktionary Translations for uitstel:
uitstel
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstel | → suspension; en suspens | ↔ abeyance — suspension; temporary suppression |
• uitstel | → procrastination | ↔ procrastination — act of postponing, delaying or putting off |
uitstellen:
-
uitstellen (voor zich uitschuiven; verschuiven; vertragen; opschuiven; opschorten; rekken)
reporter; ajourner; repousser; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; temporiser-
reporter verbe (reporte, reportes, reportons, reportez, reportent, reportais, reportait, reportions, reportiez, reportaient, reportai, reportas, reporta, reportâmes, reportâtes, reportèrent, reporterai, reporteras, reportera, reporterons, reporterez, reporteront)
-
ajourner verbe (ajourne, ajournes, ajournons, ajournez, ajournent, ajournais, ajournait, ajournions, ajourniez, ajournaient, ajournai, ajournas, ajourna, ajournâmes, ajournâtes, ajournèrent, ajournerai, ajourneras, ajournera, ajournerons, ajournerez, ajourneront)
-
repousser verbe (repousse, repousses, repoussons, repoussez, repoussent, repoussais, repoussait, repoussions, repoussiez, repoussaient, repoussai, repoussas, repoussa, repoussâmes, repoussâtes, repoussèrent, repousserai, repousseras, repoussera, repousserons, repousserez, repousseront)
-
renvoyer verbe (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, renvoient, renvoyais, renvoyait, renvoyions, renvoyiez, renvoyaient, renvoyai, renvoyas, renvoya, renvoyâmes, renvoyâtes, renvoyèrent, renverrai, renverras, renverra, renverrons, renverrez, renverront)
-
temporiser verbe (temporise, temporises, temporisons, temporisez, temporisent, temporisais, temporisait, temporisions, temporisiez, temporisaient, temporisai, temporisas, temporisa, temporisâmes, temporisâtes, temporisèrent, temporiserai, temporiseras, temporisera, temporiserons, temporiserez, temporiseront)
-
-
uitstellen
-
uitstellen
Conjugations for uitstellen:
o.t.t.
- stel uit
- stelt uit
- stelt uit
- stellen uit
- stellen uit
- stellen uit
o.v.t.
- stelde uit
- stelde uit
- stelde uit
- stelden uit
- stelden uit
- stelden uit
v.t.t.
- heb uitgesteld
- hebt uitgesteld
- heeft uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
v.v.t.
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
o.t.t.t.
- zal uitstellen
- zult uitstellen
- zal uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
o.v.t.t.
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
en verder
- ben uitgesteld
- bent uitgesteld
- is uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
diversen
- stel uit!
- stelt uit!
- uitgesteld
- uitstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstellen:
Wiktionary Translations for uitstellen:
uitstellen
Cross Translation:
verb
uitstellen
-
naar een later tijdstip verschuiven
- uitstellen → remettre
verb
-
remettre à un autre jour.
-
commerce|fr (vieilli) reculer les termes d’un paiement.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
tirer ou pousser un objet en arrière.
-
Remettre à plus tard
-
envoyer de nouveau.
- renvoyer → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen
-
différer, temporiser.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstellen | → différer | ↔ defer — to delay |
• uitstellen | → retarder | ↔ delay — put off until a later time |
• uitstellen | → ajourner; repousser | ↔ postpone — to delay or put off an event |
• uitstellen | → procrastiner | ↔ procrastinate — put off; to delay taking action |
External Machine Translations: