Dutch
Detailed Translations for uitstralen from Dutch to French
uitstralen:
-
uitstralen (rondstralen; zenden; uitzenden)
émettre; diffuser; émaner; radiodiffuser-
émettre verbe (émets, émet, émettons, émettez, émettent, émettais, émettait, émettions, émettiez, émettaient, émis, émit, émîmes, émîtes, émirent, émettrai, émettras, émettra, émettrons, émettrez, émettront)
-
diffuser verbe (diffuse, diffuses, diffusons, diffusez, diffusent, diffusais, diffusait, diffusions, diffusiez, diffusaient, diffusai, diffusas, diffusa, diffusâmes, diffusâtes, diffusèrent, diffuserai, diffuseras, diffusera, diffuserons, diffuserez, diffuseront)
-
émaner verbe (émane, émanes, émanons, émanez, émanent, émanais, émanait, émanions, émaniez, émanaient, émanai, émanas, émana, émanâmes, émanâtes, émanèrent, émanerai, émaneras, émanera, émanerons, émanerez, émaneront)
-
radiodiffuser verbe (radiodiffuse, radiodiffuses, radiodiffusons, radiodiffusez, radiodiffusent, radiodiffusais, radiodiffusait, radiodiffusions, radiodiffusiez, radiodiffusaient, radiodiffusai, radiodiffusas, radiodiffusa, radiodiffusâmes, radiodiffusâtes, radiodiffusèrent, radiodiffuserai, radiodiffuseras, radiodiffusera, radiodiffuserons, radiodiffuserez, radiodiffuseront)
-
Conjugations for uitstralen:
o.t.t.
- straal uit
- straalt uit
- straalt uit
- stralen uit
- stralen uit
- stralen uit
o.v.t.
- straalde uit
- straalde uit
- straalde uit
- straalden uit
- straalden uit
- straalden uit
v.t.t.
- heb uitgestraald
- hebt uitgestraald
- heeft uitgestraald
- hebben uitgestraald
- hebben uitgestraald
- hebben uitgestraald
v.v.t.
- had uitgestraald
- had uitgestraald
- had uitgestraald
- hadden uitgestraald
- hadden uitgestraald
- hadden uitgestraald
o.t.t.t.
- zal uitstralen
- zult uitstralen
- zal uitstralen
- zullen uitstralen
- zullen uitstralen
- zullen uitstralen
o.v.t.t.
- zou uitstralen
- zou uitstralen
- zou uitstralen
- zouden uitstralen
- zouden uitstralen
- zouden uitstralen
en verder
- ben uitgestraald
- bent uitgestraald
- is uitgestraald
- zijn uitgestraald
- zijn uitgestraald
- zijn uitgestraald
diversen
- straal uit!
- straalt uit!
- uitgestraald
- uitstralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstralen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
diffuser | rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden | emitteren; heersen; heersen van griep; omroepen; programma uitzenden; rondstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verspreiden van ziekte; verstrooien; waaieren; zich verspreiden |
radiodiffuser | rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden | omroepen; programma uitzenden |
émaner | rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden | |
émettre | rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden | doen toekomen; emitteren; iem. iets sturen; omroepen; openbaren; opsturen; overmaken; posten; programma uitzenden; publiceren; toezenden; uitbrengen; versturen; zenden |
Wiktionary Translations for uitstralen:
uitstralen
Cross Translation:
verb
-
s’étendre de l’intérieur à l’extérieur, ou d’un point quelconque vers les parties environnantes(2)
-
jeter, envoyer des rayons.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstralen | → émaner | ↔ emanate — To come from a source |