Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. van elkaar onderscheiden:


Dutch

Detailed Translations for van elkaar onderscheiden from Dutch to French

van elkaar onderscheiden:

van elkaar onderscheiden verbe (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)

  1. van elkaar onderscheiden (onderscheiden)
    se distinguer; discerner
    • discerner verbe (discerne, discernes, discernons, discernez, )

Conjugations for van elkaar onderscheiden:

o.t.t.
  1. onderscheid van elkaar
  2. onderscheidt van elkaar
  3. onderscheidt van elkaar
  4. onderscheiden van elkaar
  5. onderscheiden van elkaar
  6. onderscheiden van elkaar
o.v.t.
  1. onderscheidde van elkaar
  2. onderscheidde van elkaar
  3. onderscheidde van elkaar
  4. onderscheidden van elkaar
  5. onderscheidden van elkaar
  6. onderscheidden van elkaar
v.t.t.
  1. heb van elkaar onderscheiden
  2. hebt van elkaar onderscheiden
  3. heeft van elkaar onderscheiden
  4. hebben van elkaar onderscheiden
  5. hebben van elkaar onderscheiden
  6. hebben van elkaar onderscheiden
v.v.t.
  1. had van elkaar onderscheiden
  2. had van elkaar onderscheiden
  3. had van elkaar onderscheiden
  4. hadden van elkaar onderscheiden
  5. hadden van elkaar onderscheiden
  6. hadden van elkaar onderscheiden
o.t.t.t.
  1. zal van elkaar onderscheiden
  2. zult van elkaar onderscheiden
  3. zal van elkaar onderscheiden
  4. zullen van elkaar onderscheiden
  5. zullen van elkaar onderscheiden
  6. zullen van elkaar onderscheiden
o.v.t.t.
  1. zou van elkaar onderscheiden
  2. zou van elkaar onderscheiden
  3. zou van elkaar onderscheiden
  4. zouden van elkaar onderscheiden
  5. zouden van elkaar onderscheiden
  6. zouden van elkaar onderscheiden
en verder
  1. ben van elkaar onderscheiden
  2. bent van elkaar onderscheiden
  3. is van elkaar onderscheiden
  4. zijn van elkaar onderscheiden
  5. zijn van elkaar onderscheiden
  6. zijn van elkaar onderscheiden
diversen
  1. onderscheid van elkaar!
  2. onderscheidt van elkaar!
  3. van elkaar onderscheiden
  4. van elkaar onderscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for van elkaar onderscheiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
discerner onderscheiden; van elkaar onderscheiden aanschouwen; bekijken; een ereteken geven; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontdekken; ontwaren; opmerken; opsporen; staren; te zien krijgen; turen; zien
se distinguer onderscheiden; van elkaar onderscheiden

External Machine Translations:

Related Translations for van elkaar onderscheiden