Dutch
Detailed Translations for van zijn positie verdrijven from Dutch to French
van zijn positie verdrijven:
van zijn positie verdrijven verbe (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
-
van zijn positie verdrijven (afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten)
licencier; congédier; débaucher; démettre; décharger; dégommer; mettre au rancart; jeter dehors; mettre sur le pavé-
licencier verbe (licencie, licencies, licencions, licenciez, licencient, licenciais, licenciait, licenciions, licenciiez, licenciaient, licenciai, licencias, licencia, licenciâmes, licenciâtes, licencièrent, licencierai, licencieras, licenciera, licencierons, licencierez, licencieront)
-
congédier verbe (congédie, congédies, congédions, congédiez, congédient, congédiais, congédiait, congédiions, congédiiez, congédiaient, congédiai, congédias, congédia, congédiâmes, congédiâtes, congédièrent, congédierai, congédieras, congédiera, congédierons, congédierez, congédieront)
-
débaucher verbe
-
démettre verbe (démets, démet, démettons, démettez, démettent, démettais, démettait, démettions, démettiez, démettaient, démis, démit, démîmes, démîtes, démirent, démettrai, démettras, démettra, démettrons, démettrez, démettront)
-
décharger verbe (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
-
dégommer verbe (dégomme, dégommes, dégommons, dégommez, dégomment, dégommais, dégommait, dégommions, dégommiez, dégommaient, dégommai, dégommas, dégomma, dégommâmes, dégommâtes, dégommèrent, dégommerai, dégommeras, dégommera, dégommerons, dégommerez, dégommeront)
-
mettre au rancart verbe
-
jeter dehors verbe
-
mettre sur le pavé verbe
-
Conjugations for van zijn positie verdrijven:
o.t.t.
- verdrijf van zijn positie
- verdrijft van zijn positie
- verdrijft van zijn positie
- verdrijven van zijn positie
- verdrijven van zijn positie
- verdrijven van zijn positie
o.v.t.
- verdreef van zijn positie
- verdreef van zijn positie
- verdreef van zijn positie
- verdreven van zijn positie
- verdreven van zijn positie
- verdreven van zijn positie
v.t.t.
- heb van zijn positie verdreven
- hebt van zijn positie verdreven
- heeft van zijn positie verdreven
- hebben van zijn positie verdreven
- hebben van zijn positie verdreven
- hebben van zijn positie verdreven
v.v.t.
- had van zijn positie verdreven
- had van zijn positie verdreven
- had van zijn positie verdreven
- hadden van zijn positie verdreven
- hadden van zijn positie verdreven
- hadden van zijn positie verdreven
o.t.t.t.
- zal van zijn positie verdrijven
- zult van zijn positie verdrijven
- zal van zijn positie verdrijven
- zullen van zijn positie verdrijven
- zullen van zijn positie verdrijven
- zullen van zijn positie verdrijven
o.v.t.t.
- zou van zijn positie verdrijven
- zou van zijn positie verdrijven
- zou van zijn positie verdrijven
- zouden van zijn positie verdrijven
- zouden van zijn positie verdrijven
- zouden van zijn positie verdrijven
en verder
- ben van zijn positie verdreven
- bent van zijn positie verdreven
- is van zijn positie verdreven
- zijn van zijn positie verdreven
- zijn van zijn positie verdreven
- zijn van zijn positie verdreven
diversen
- verdrijf van zijn positie!
- verdrijft van zijn positie!
- van zijn positie verdreven
- van zijn positie verdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze