Dutch
Detailed Translations for verbanden from Dutch to French
verbanden:
-
de verbanden (zinsverbanden; samenhangen; contexten)
-
de verbanden (zwachtels)
Translation Matrix for verbanden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bandages | verbanden; zwachtels | |
contextes | contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden | contexten; tekstverbanden |
liaisons | contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden | verbindingen |
pansements | verbanden; zwachtels | |
rapports contextuels | contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden |
verbanden form of verbannen:
-
verbannen (uitbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen)
bannir; chasser; exiler; mettre au ban; expulser; exorciser-
bannir verbe (bannis, bannit, bannissons, bannissez, bannissent, bannissais, bannissait, bannissions, bannissiez, bannissaient, bannîmes, bannîtes, bannirent, bannirai, banniras, bannira, bannirons, bannirez, banniront)
-
chasser verbe (chasse, chasses, chassons, chassez, chassent, chassais, chassait, chassions, chassiez, chassaient, chassai, chassas, chassa, chassâmes, chassâtes, chassèrent, chasserai, chasseras, chassera, chasserons, chasserez, chasseront)
-
exiler verbe (exile, exiles, exilons, exilez, exilent, exilais, exilait, exilions, exiliez, exilaient, exilai, exilas, exila, exilâmes, exilâtes, exilèrent, exilerai, exileras, exilera, exilerons, exilerez, exileront)
-
mettre au ban verbe
-
expulser verbe (expulse, expulses, expulsons, expulsez, expulsent, expulsais, expulsait, expulsions, expulsiez, expulsaient, expulsai, expulsas, expulsa, expulsâmes, expulsâtes, expulsèrent, expulserai, expulseras, expulsera, expulserons, expulserez, expulseront)
-
exorciser verbe (exorcise, exorcises, exorcisons, exorcisez, exorcisent, exorcisais, exorcisait, exorcisions, exorcisiez, exorcisaient, exorcisai, exorcisas, exorcisa, exorcisâmes, exorcisâtes, exorcisèrent, exorciserai, exorciseras, exorcisera, exorciserons, exorciserez, exorciseront)
-
Conjugations for verbannen:
o.t.t.
- verban
- verbant
- verbant
- verbannen
- verbannen
- verbannen
o.v.t.
- verbande
- verbande
- verbande
- verbanden
- verbanden
- verbanden
v.t.t.
- heb verband
- hebt verband
- heeft verband
- hebben verband
- hebben verband
- hebben verband
v.v.t.
- had verband
- had verband
- had verband
- hadden verband
- hadden verband
- hadden verband
o.t.t.t.
- zal verbannen
- zult verbannen
- zal verbannen
- zullen verbannen
- zullen verbannen
- zullen verbannen
o.v.t.t.
- zou verbannen
- zou verbannen
- zou verbannen
- zouden verbannen
- zouden verbannen
- zouden verbannen
diversen
- verban!
- verbant!
- verband
- verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze