Dutch
Detailed Translations for verflauwen from Dutch to French
verflauwen:
-
verflauwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; luwen)
se tranquilliser; se remettre; se calmer; s'apaiser; s'adoucir-
se tranquilliser verbe
-
se remettre verbe
-
se calmer verbe
-
s'apaiser verbe
-
s'adoucir verbe
-
-
verflauwen (verslappen)
pâlir; s'affaiblir; mollir; s'amollir-
pâlir verbe (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, pâlissent, pâlissais, pâlissait, pâlissions, pâlissiez, pâlissaient, pâlîmes, pâlîtes, pâlirent, pâlirai, pâliras, pâlira, pâlirons, pâlirez, pâliront)
-
s'affaiblir verbe
-
mollir verbe
-
s'amollir verbe
-
Conjugations for verflauwen:
o.t.t.
- verflauw
- verflauwt
- verflauwt
- verflauwen
- verflauwen
- verflauwen
o.v.t.
- verflauwde
- verflauwde
- verflauwde
- verflauwden
- verflauwden
- verflauwden
v.t.t.
- heb verflauwd
- hebt verflauwd
- heeft verflauwd
- hebben verflauwd
- hebben verflauwd
- hebben verflauwd
v.v.t.
- had verflauwd
- had verflauwd
- had verflauwd
- hadden verflauwd
- hadden verflauwd
- hadden verflauwd
o.t.t.t.
- zal verflauwen
- zult verflauwen
- zal verflauwen
- zullen verflauwen
- zullen verflauwen
- zullen verflauwen
o.v.t.t.
- zou verflauwen
- zou verflauwen
- zou verflauwen
- zouden verflauwen
- zouden verflauwen
- zouden verflauwen
diversen
- verflauw!
- verflauwt!
- verflauwd
- verflauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze