Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verfrommeld:
  2. verfrommelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verfrommeld from Dutch to French

verfrommeld:

verfrommeld adj

  1. verfrommeld

Translation Matrix for verfrommeld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
froissé verfrommeld kreukelig; verfomfaaid; verkreukeld

verfrommelen:

verfrommelen verbe (verfrommel, verfrommelt, verfrommelde, verfrommelden, verfrommeld)

  1. verfrommelen (verkreukelen; kreukelen)
    chiffonner; froisser; se plisser; plisser; se froisser; se chiffonner
    • chiffonner verbe (chiffonne, chiffonnes, chiffonnons, chiffonnez, )
    • froisser verbe (froisse, froisses, froissons, froissez, )
    • se plisser verbe
    • plisser verbe (plisse, plisses, plissons, plissez, )
    • se froisser verbe

Conjugations for verfrommelen:

o.t.t.
  1. verfrommel
  2. verfrommelt
  3. verfrommelt
  4. verfrommelen
  5. verfrommelen
  6. verfrommelen
o.v.t.
  1. verfrommelde
  2. verfrommelde
  3. verfrommelde
  4. verfrommelden
  5. verfrommelden
  6. verfrommelden
v.t.t.
  1. heb verfrommeld
  2. hebt verfrommeld
  3. heeft verfrommeld
  4. hebben verfrommeld
  5. hebben verfrommeld
  6. hebben verfrommeld
v.v.t.
  1. had verfrommeld
  2. had verfrommeld
  3. had verfrommeld
  4. hadden verfrommeld
  5. hadden verfrommeld
  6. hadden verfrommeld
o.t.t.t.
  1. zal verfrommelen
  2. zult verfrommelen
  3. zal verfrommelen
  4. zullen verfrommelen
  5. zullen verfrommelen
  6. zullen verfrommelen
o.v.t.t.
  1. zou verfrommelen
  2. zou verfrommelen
  3. zou verfrommelen
  4. zouden verfrommelen
  5. zouden verfrommelen
  6. zouden verfrommelen
diversen
  1. verfrommel!
  2. verfrommelt!
  3. verfrommeld
  4. verfrommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verfrommelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chiffonner kreukelen; verfrommelen; verkreukelen kreuken; rimpelen
froisser kreukelen; verfrommelen; verkreukelen belasteren; grieven; krenken; kreuken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; smaden; suizelen; suizen; verwonden; zeer doen
plisser kreukelen; verfrommelen; verkreukelen rimpelen
se chiffonner kreukelen; verfrommelen; verkreukelen kreuken; rimpelen
se froisser kreukelen; verfrommelen; verkreukelen knisperen; kreuken; rimpelen; ritselen
se plisser kreukelen; verfrommelen; verkreukelen rimpelen

Wiktionary Translations for verfrommelen:

verfrommelen
verb
  1. (overgankelijk) iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje
verfrommelen