Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verijdelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verijdelen from Dutch to French

verijdelen:

verijdelen verbe (verijdel, verijdelt, verijdelde, verijdelden, verijdeld)

  1. verijdelen (teniet doen; opheffen; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
    annuler; supprimer; liquider; dénouer; décrocher; annihiler; lever; fermer; déboutonner
    • annuler verbe (annule, annules, annulons, annulez, )
    • supprimer verbe (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • liquider verbe (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • dénouer verbe (dénoue, dénoues, dénouons, dénouez, )
    • décrocher verbe (décroche, décroches, décrochons, décrochez, )
    • annihiler verbe (annihile, annihiles, annihilons, annihilez, )
    • lever verbe (lève, lèves, levons, levez, )
    • fermer verbe (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • déboutonner verbe (déboutonne, déboutonnes, déboutonnons, déboutonnez, )
  2. verijdelen (doen mislukken; een stokje steken voor)
    contrarier; faire échouer
    • contrarier verbe (contrarie, contraries, contrarions, contrariez, )
  3. verijdelen (verhinderen)
    déjouer
    • déjouer verbe (déjoue, déjoues, déjouons, déjouez, )

Conjugations for verijdelen:

o.t.t.
  1. verijdel
  2. verijdelt
  3. verijdelt
  4. verijdelen
  5. verijdelen
  6. verijdelen
o.v.t.
  1. verijdelde
  2. verijdelde
  3. verijdelde
  4. verijdelden
  5. verijdelden
  6. verijdelden
v.t.t.
  1. heb verijdeld
  2. hebt verijdeld
  3. heeft verijdeld
  4. hebben verijdeld
  5. hebben verijdeld
  6. hebben verijdeld
v.v.t.
  1. had verijdeld
  2. had verijdeld
  3. had verijdeld
  4. hadden verijdeld
  5. hadden verijdeld
  6. hadden verijdeld
o.t.t.t.
  1. zal verijdelen
  2. zult verijdelen
  3. zal verijdelen
  4. zullen verijdelen
  5. zullen verijdelen
  6. zullen verijdelen
o.v.t.t.
  1. zou verijdelen
  2. zou verijdelen
  3. zou verijdelen
  4. zouden verijdelen
  5. zouden verijdelen
  6. zouden verijdelen
diversen
  1. verijdel!
  2. verijdelt!
  3. verijdeld
  4. verijdelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verijdelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
annihiler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen te niet doen
annuler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
contrarier doen mislukken; een stokje steken voor; verijdelen chicaneren; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
déboutonner nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; ontknopen; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; openstellen; tewerkstellen; toegankelijk maken; uitzenden; vrijgeven
décrocher nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afhaken; afkoppelen; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; loshaken; opgeven; ophouden; stoppen
déjouer verhinderen; verijdelen uitspelen
dénouer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwarren; opendoen; openen; openmaken; openstellen; oplossen; scheiden; toegankelijk maken; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; vrijgeven
faire échouer doen mislukken; een stokje steken voor; verijdelen afknappen; er vanaf breken
fermer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; borgen; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stremmen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen
lever nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen aanwassen; afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogstijgen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; opzwellen; rijzen; stijgen; takelen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; vermeerderen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen; zwellen
liquider nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbreken; afmaken; bergen; breken; doden; doodmaken; doodslaan; effenen; egaliseren; koudmaken; liquideren; neerhalen; ombrengen; omverhalen; opdoeken; opheffen; opruimen; slopen; uit de weg ruimen; uit elkaar halen; uitroeien; uitverkopen; van kant maken; vereffenen; vermoorden
supprimer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbestellen; afbreken; afgelasten; afkrijgen; afmaken; afronden; afschaffen; afschrijven; afwerken; afzeggen; annuleren; beëindigen; breken; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; intrekken; klaarkrijgen; klaarmaken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; ombrengen; omverhalen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; vermoorden; verwijderen; volbrengen; volmaken; voltooien; zuur opbreken

Wiktionary Translations for verijdelen:

verijdelen
Cross Translation:
FromToVia
verijdelen déjouer foil — prevent from being accomplished
verijdelen échouer; déjouer vereiteln — (transitiv): zum Scheitern bringen