Dutch
Detailed Translations for verlummelen from Dutch to French
verlummelen:
-
verlummelen (verbeuzelen; verknoeien)
dissiper; gaspiller-
dissiper verbe (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, dissipent, dissipais, dissipait, dissipions, dissipiez, dissipaient, dissipai, dissipas, dissipa, dissipâmes, dissipâtes, dissipèrent, dissiperai, dissiperas, dissipera, dissiperons, dissiperez, dissiperont)
-
gaspiller verbe (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, gaspillent, gaspillais, gaspillait, gaspillions, gaspilliez, gaspillaient, gaspillai, gaspillas, gaspilla, gaspillâmes, gaspillâtes, gaspillèrent, gaspillerai, gaspilleras, gaspillera, gaspillerons, gaspillerez, gaspilleront)
-
Conjugations for verlummelen:
o.t.t.
- verlummel
- verlummelt
- verlummelt
- verlummelen
- verlummelen
- verlummelen
o.v.t.
- verlummelde
- verlummelde
- verlummelde
- verlummelden
- verlummelden
- verlummelden
v.t.t.
- heb verlummeld
- hebt verlummeld
- heeft verlummeld
- hebben verlummeld
- hebben verlummeld
- hebben verlummeld
v.v.t.
- had verlummeld
- had verlummeld
- had verlummeld
- hadden verlummeld
- hadden verlummeld
- hadden verlummeld
o.t.t.t.
- zal verlummelen
- zult verlummelen
- zal verlummelen
- zullen verlummelen
- zullen verlummelen
- zullen verlummelen
o.v.t.t.
- zou verlummelen
- zou verlummelen
- zou verlummelen
- zouden verlummelen
- zouden verlummelen
- zouden verlummelen
diversen
- verlummel!
- verlummelt!
- verlummeld
- verlummelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verlummelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dissiper | verbeuzelen; verknoeien; verlummelen | uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; verdoen; verspillen |
gaspiller | verbeuzelen; verknoeien; verlummelen | bederven; belenen; opmaken; potverteren; stukmaken; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verdoen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verpanden; verpatsen; verpesten; versjacheren; verspillen; verzieken |