Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vertroebelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vertroebelen from Dutch to French

vertroebelen:

vertroebelen verbe (vertroebel, vertroebelt, vertroebelde, vertroebelden, vertroebeld)

  1. vertroebelen (troebel maken)
    troubler
    • troubler verbe (trouble, troubles, troublons, troublez, )

Conjugations for vertroebelen:

o.t.t.
  1. vertroebel
  2. vertroebelt
  3. vertroebelt
  4. vertroebelen
  5. vertroebelen
  6. vertroebelen
o.v.t.
  1. vertroebelde
  2. vertroebelde
  3. vertroebelde
  4. vertroebelden
  5. vertroebelden
  6. vertroebelden
v.t.t.
  1. heb vertroebeld
  2. hebt vertroebeld
  3. heeft vertroebeld
  4. hebben vertroebeld
  5. hebben vertroebeld
  6. hebben vertroebeld
v.v.t.
  1. had vertroebeld
  2. had vertroebeld
  3. had vertroebeld
  4. hadden vertroebeld
  5. hadden vertroebeld
  6. hadden vertroebeld
o.t.t.t.
  1. zal vertroebelen
  2. zult vertroebelen
  3. zal vertroebelen
  4. zullen vertroebelen
  5. zullen vertroebelen
  6. zullen vertroebelen
o.v.t.t.
  1. zou vertroebelen
  2. zou vertroebelen
  3. zou vertroebelen
  4. zouden vertroebelen
  5. zouden vertroebelen
  6. zouden vertroebelen
diversen
  1. vertroebel!
  2. vertroebelt!
  3. vertroebeld
  4. vertroebelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertroebelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
troubler troebel maken; vertroebelen verlegen maken; verstoren; vertoornen