Summary
Dutch to French: more detail...
- voeder:
- voederen:
-
Wiktionary:
- voeder → aliment, nourriture, pâture
- voeder → nourriture, alimentation, fourrage
- voederen → affourrager, nourrir
Dutch
Detailed Translations for voeder from Dutch to French
voeder:
-
het voeder (veevoer; voer)
-
het voeder (iemand die voedt)
-
het voeder (toevoermechanisme; voedingsmechanisme)
Translation Matrix for voeder:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aliments pour le bétail | veevoer; voeder; voer | |
méchanisme d'amenée | toevoermechanisme; voeder; voedingsmechanisme | |
personne qui alimente | iemand die voedt; voeder | |
personne qui nourrit | iemand die voedt; voeder |
Related Words for "voeder":
Wiktionary Translations for voeder:
voeder
Cross Translation:
noun
-
Ce qui se manger et servir à entretenir la vie.
-
aliment.
-
éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voeder | → nourriture; alimentation | ↔ feed — food given to (especially herbivorous) animals |
• voeder | → fourrage | ↔ forage — fodder for animals |
voeder form of voederen:
-
voederen (te eten geven; voeden; voeren; spijzigen; eten geven)
nourrir; alimenter; donner à manger-
nourrir verbe (nourris, nourrit, nourrissons, nourrissez, nourrissent, nourrissais, nourrissait, nourrissions, nourrissiez, nourrissaient, nourrîmes, nourrîtes, nourrirent, nourrirai, nourriras, nourrira, nourrirons, nourrirez, nourriront)
-
alimenter verbe (alimente, alimentes, alimentons, alimentez, alimentent, alimentais, alimentait, alimentions, alimentiez, alimentaient, alimentai, alimentas, alimenta, alimentâmes, alimentâtes, alimentèrent, alimenterai, alimenteras, alimentera, alimenterons, alimenterez, alimenteront)
-
donner à manger verbe
-
Conjugations for voederen:
o.t.t.
- voeder
- voedert
- voedert
- voederen
- voederen
- voederen
o.v.t.
- voederde
- voederde
- voederde
- voederden
- voederden
- voederden
v.t.t.
- heb gevoederd
- hebt gevoederd
- heeft gevoederd
- hebben gevoederd
- hebben gevoederd
- hebben gevoederd
v.v.t.
- had gevoederd
- had gevoederd
- had gevoederd
- hadden gevoederd
- hadden gevoederd
- hadden gevoederd
o.t.t.t.
- zal voederen
- zult voederen
- zal voederen
- zullen voederen
- zullen voederen
- zullen voederen
o.v.t.t.
- zou voederen
- zou voederen
- zou voederen
- zouden voederen
- zouden voederen
- zouden voederen
diversen
- voeder!
- voedert!
- gevoederd
- voederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
voederen (voer geven; voeren)
Translation Matrix for voederen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
affouragement | voederen; voer geven; voeren | |
alimentation | voederen; voer geven; voeren | alimentatie; eetwaren; eten; kost; kosten; leeftocht; levensmiddelen; onkosten; proviand; spijs; spijziging; uitgaaf; uitgaven; voedering; voeding; voedingsmiddelen; voedsel; voering |
nutrition | voederen; voer geven; voeren | voedering; voeding; voedingswaarde hebben; voedzaamheid; voeren; voering |
Verb | Related Translations | Other Translations |
alimenter | eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren | iets aanstoken; voeden; voedsel geven |
donner à manger | eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren | spijzen |
nourrir | eten geven; spijzigen; te eten geven; voeden; voederen; voeren | borstvoeding geven; de borst geven; financieel steunen; grootbrengen; koesteren; onderhouden; opvoeden; spijzen; voeden; voedsel geven; vormen; zogen |
Related Words for "voederen":
Wiktionary Translations for voederen:
voederen
verb
-
voedsel verschaffen aan dieren
- voederen → affourrager; nourrir