Dutch
Detailed Translations for voldragen from Dutch to French
voldragen:
-
voldragen (ten einde dragen; uitdragen)
mener vers la fin; achever; terminer-
mener vers la fin verbe
-
achever verbe (achève, achèves, achevons, achevez, achèvent, achevais, achevait, achevions, acheviez, achevaient, achevai, achevas, acheva, achevâmes, achevâtes, achevèrent, achèverai, achèveras, achèvera, achèverons, achèverez, achèveront)
-
terminer verbe (termine, termines, terminons, terminez, terminent, terminais, terminait, terminions, terminiez, terminaient, terminai, terminas, termina, terminâmes, terminâtes, terminèrent, terminerai, termineras, terminera, terminerons, terminerez, termineront)
-
Conjugations for voldragen:
o.t.t.
- voldraag
- voldraagt
- voldraagt
- voldragen
- voldragen
- voldragen
o.v.t.
- voldroeg
- voldroeg
- voldroeg
- voldroegen
- voldroegen
- voldroegen
v.t.t.
- heb voldragen
- hebt voldragen
- heeft voldragen
- hebben voldragen
- hebben voldragen
- hebben voldragen
v.v.t.
- had voldragen
- had voldragen
- had voldragen
- hadden voldragen
- hadden voldragen
- hadden voldragen
o.t.t.t.
- zal voldragen
- zult voldragen
- zal voldragen
- zullen voldragen
- zullen voldragen
- zullen voldragen
o.v.t.t.
- zou voldragen
- zou voldragen
- zou voldragen
- zouden voldragen
- zouden voldragen
- zouden voldragen
diversen
- voldraag!
- voldraagt!
- voldragen
- voldragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze