Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. weerzien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weerzien from Dutch to French

weerzien:

weerzien verbe (zie weer, ziet weer, zag weer, zagen weer, weergezien)

  1. weerzien
    revoir
    • revoir verbe (revois, revoit, revoyons, revoyez, )

Conjugations for weerzien:

o.t.t.
  1. zie weer
  2. ziet weer
  3. ziet weer
  4. zien weer
  5. zien weer
  6. zien weer
o.v.t.
  1. zag weer
  2. zag weer
  3. zag weer
  4. zagen weer
  5. zagen weer
  6. zagen weer
v.t.t.
  1. heb weergezien
  2. hebt weergezien
  3. heeft weergezien
  4. hebben weergezien
  5. hebben weergezien
  6. hebben weergezien
v.v.t.
  1. had weergezien
  2. had weergezien
  3. had weergezien
  4. hadden weergezien
  5. hadden weergezien
  6. hadden weergezien
o.t.t.t.
  1. zal weerzien
  2. zult weerzien
  3. zal weerzien
  4. zullen weerzien
  5. zullen weerzien
  6. zullen weerzien
o.v.t.t.
  1. zou weerzien
  2. zou weerzien
  3. zou weerzien
  4. zouden weerzien
  5. zouden weerzien
  6. zouden weerzien
diversen
  1. zie weer!
  2. ziet weer!
  3. weergezien
  4. weerziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerzien [het ~] nom

  1. het weerzien (reunie; hereniging)

Translation Matrix for weerzien:

NounRelated TranslationsOther Translations
réunion d'anciens hereniging; reunie; weerzien
VerbRelated TranslationsOther Translations
revoir weerzien controleren; hervormen; herzien; nagaan; nakijken; nazien; reformeren; terugzien

Wiktionary Translations for weerzien: