Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. wegcijferen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegcijferen from Dutch to French

wegcijferen:

wegcijferen verbe (cijfer weg, cijfert weg, cijferde weg, cijferden weg, weggecijferd)

  1. wegcijferen (verwaarlozen)
    écarter; faire abstraction de; rejeter; négliger; éliminer
    • écarter verbe (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • rejeter verbe (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • négliger verbe (néglige, négliges, négligeons, négligez, )
    • éliminer verbe (élimine, élimines, éliminons, éliminez, )

Conjugations for wegcijferen:

o.t.t.
  1. cijfer weg
  2. cijfert weg
  3. cijfert weg
  4. cijferen weg
  5. cijferen weg
  6. cijferen weg
o.v.t.
  1. cijferde weg
  2. cijferde weg
  3. cijferde weg
  4. cijferden weg
  5. cijferden weg
  6. cijferden weg
v.t.t.
  1. heb weggecijferd
  2. hebt weggecijferd
  3. heeft weggecijferd
  4. hebben weggecijferd
  5. hebben weggecijferd
  6. hebben weggecijferd
v.v.t.
  1. had weggecijferd
  2. had weggecijferd
  3. had weggecijferd
  4. hadden weggecijferd
  5. hadden weggecijferd
  6. hadden weggecijferd
o.t.t.t.
  1. zal wegcijferen
  2. zult wegcijferen
  3. zal wegcijferen
  4. zullen wegcijferen
  5. zullen wegcijferen
  6. zullen wegcijferen
o.v.t.t.
  1. zou wegcijferen
  2. zou wegcijferen
  3. zou wegcijferen
  4. zouden wegcijferen
  5. zouden wegcijferen
  6. zouden wegcijferen
diversen
  1. cijfer weg!
  2. cijfert weg!
  3. weggecijferd
  4. wegcijferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegcijferen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire abstraction de verwaarlozen; wegcijferen
négliger verwaarlozen; wegcijferen links laten liggen; nalaten; negeren; slordig maken; verloederen; veronachtzamen; versloffen; verslonzen; verwaarlozen; verzaken; verzuimen
rejeter verwaarlozen; wegcijferen abstineren; afketsen; afschepen; afschuiven; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; declineren; laten passeren; onthouden; spruiten; teruggooien; terugwerpen; terugwijzen; uitschieten; uitschieten plantkunde; verdedigen; versmaden; verstoten; vertikken; verweren; verwerpen; wegstemmen; wegsturen; weigeren; weren
écarter verwaarlozen; wegcijferen afdanken; afhouden; afkeren; afnemen; afwenden; afweren; afzonderen; ecarteren; evacueren; leegruimen; lichten; ontruimen; opensperren; pareren; spreidbeweging; terughouden; verdedigen; verplaatsen; vervreemden; verweren; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken; weren
éliminer verwaarlozen; wegcijferen buitensluiten; uitsluiten