Dutch

Detailed Translations for wegpesten from Dutch to French

wegpesten:

wegpesten verbe (pest weg, pestte weg, pestten weg, weggepest)

  1. wegpesten
    taquiner; blaguer; enquiquiner; turlupiner; asticoter; chasser quelqu'un par des méchancetés; faire partir par des tracasseries; rendre la vie de quelqu'un impossible; faire partir par des méchancetés; chasser quelqu'un par des tracasseries
    • taquiner verbe (taquine, taquines, taquinons, taquinez, )
    • blaguer verbe (blague, blagues, blaguons, blaguez, )
    • enquiquiner verbe (enquiquine, enquiquines, enquiquinons, enquiquinez, )
    • turlupiner verbe (turlupine, turlupines, turlupinons, turlupinez, )
    • asticoter verbe (asticote, asticotes, asticotons, asticotez, )

Conjugations for wegpesten:

o.t.t.
  1. pest weg
  2. pest weg
  3. pest weg
  4. pesten weg
  5. pesten weg
  6. pesten weg
o.v.t.
  1. pestte weg
  2. pestte weg
  3. pestte weg
  4. pestten weg
  5. pestten weg
  6. pestten weg
v.t.t.
  1. heb weggepest
  2. hebt weggepest
  3. heeft weggepest
  4. hebben weggepest
  5. hebben weggepest
  6. hebben weggepest
v.v.t.
  1. had weggepest
  2. had weggepest
  3. had weggepest
  4. hadden weggepest
  5. hadden weggepest
  6. hadden weggepest
o.t.t.t.
  1. zal wegpesten
  2. zult wegpesten
  3. zal wegpesten
  4. zullen wegpesten
  5. zullen wegpesten
  6. zullen wegpesten
o.v.t.t.
  1. zou wegpesten
  2. zou wegpesten
  3. zou wegpesten
  4. zouden wegpesten
  5. zouden wegpesten
  6. zouden wegpesten
diversen
  1. pest weg!
  2. pest weg!
  3. weggepest
  4. wegpestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegpesten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
asticoter wegpesten etteren; griepen; jennen; klieren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zieken
blaguer wegpesten dollen; een poets bakken; foppen; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; in de maling nemen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen; te pakken nemen; voor de gek houden
chasser quelqu'un par des tracasseries wegpesten
chasser quelqu'un par des méchancetés wegpesten
enquiquiner wegpesten etteren; griepen; jennen; klieren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zemelen; zieken
faire partir par des méchancetés wegpesten
faire partir par des tracasseries wegpesten
rendre la vie de quelqu'un impossible wegpesten
taquiner wegpesten foppen; in de maling nemen; jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; tergen; treiteren; uitdagen; voor de gek houden; zieken
turlupiner wegpesten foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden