Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. wegtrappen:


Dutch

Detailed Translations for wegtrappen from Dutch to French

wegtrappen:

wegtrappen verbe (trap weg, trapt weg, trapte weg, trapten weg, weggetrapt)

  1. wegtrappen (wegstoten)
    dégager; chasser à coups de pieds
    • dégager verbe (dégage, dégages, dégagons, dégagez, )

Conjugations for wegtrappen:

o.t.t.
  1. trap weg
  2. trapt weg
  3. trapt weg
  4. trappen weg
  5. trappen weg
  6. trappen weg
o.v.t.
  1. trapte weg
  2. trapte weg
  3. trapte weg
  4. trapten weg
  5. trapten weg
  6. trapten weg
v.t.t.
  1. heb weggetrapt
  2. hebt weggetrapt
  3. heeft weggetrapt
  4. hebben weggetrapt
  5. hebben weggetrapt
  6. hebben weggetrapt
v.v.t.
  1. had weggetrapt
  2. had weggetrapt
  3. had weggetrapt
  4. hadden weggetrapt
  5. hadden weggetrapt
  6. hadden weggetrapt
o.t.t.t.
  1. zal wegtrappen
  2. zult wegtrappen
  3. zal wegtrappen
  4. zullen wegtrappen
  5. zullen wegtrappen
  6. zullen wegtrappen
o.v.t.t.
  1. zou wegtrappen
  2. zou wegtrappen
  3. zou wegtrappen
  4. zouden wegtrappen
  5. zouden wegtrappen
  6. zouden wegtrappen
diversen
  1. trap weg!
  2. trapt weg!
  3. weggetrapt
  4. wegtrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegtrappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dégager wegruimen
VerbRelated TranslationsOther Translations
chasser à coups de pieds wegstoten; wegtrappen
dégager wegstoten; wegtrappen afscheiden; afvoeren; banen; bevrijden; detacheren; emanciperen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; lozen; scheiden; tewerkstellen; tornen; uithalen; uitscheiden; uitstoten; uittrekken; uitwerpen; uitzenden; verlossen; vrijmaken; vrijvechten