Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. wijken:
  2. wijk:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for wijken:
    • quartiers


Dutch

Detailed Translations for wijken from Dutch to French

wijken:

wijken verbe (wijk, wijkt, week, weken, geweken)

  1. wijken
    céder la place; céder; reculer; s'effacer
    • céder verbe (cède, cèdes, cédons, cédez, )
    • reculer verbe (recule, recules, reculons, reculez, )
    • s'effacer verbe

Conjugations for wijken:

o.t.t.
  1. wijk
  2. wijkt
  3. wijkt
  4. wijken
  5. wijken
  6. wijken
o.v.t.
  1. week
  2. week
  3. week
  4. weken
  5. weken
  6. weken
v.t.t.
  1. ben geweken
  2. bent geweken
  3. is geweken
  4. zijn geweken
  5. zijn geweken
  6. zijn geweken
v.v.t.
  1. was geweken
  2. was geweken
  3. was geweken
  4. waren geweken
  5. waren geweken
  6. waren geweken
o.t.t.t.
  1. zal wijken
  2. zult wijken
  3. zal wijken
  4. zullen wijken
  5. zullen wijken
  6. zullen wijken
o.v.t.t.
  1. zou wijken
  2. zou wijken
  3. zou wijken
  4. zouden wijken
  5. zouden wijken
  6. zouden wijken
diversen
  1. wijk!
  2. wijkt!
  3. geweken
  4. wijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
céder wijken afleggen; afstaan; als waar erkennen; bezwijken; cadeau doen; cadeau geven; capituleren; doorbuigen; doorzakken; erkennen; het onderspit delven; opgeven; overgeven; schenken; strijd verliezen; tenondergaan; toegeven; uitleveren; zich overgeven; zwichten
céder la place wijken
reculer wijken keren; moedeloos worden; omkeren; teruggaan
s'effacer wijken

Related Words for "wijken":



wijken form of wijk:


Translation Matrix for wijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrondissement buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk gebied; gordel; regio; streek; terrein; territorium; zone
faubourg buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk buitenwijken; randgemeente; voorstad
quartier buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk deel van de stad; deeltje; kamp; kampement; legering; legerkamp; onderdeeltje
quartier de la périphérie buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk

Related Words for "wijk":


Wiktionary Translations for wijk:

wijk
noun
  1. een bewoond deel van een stad of een gemeente
wijk
Cross Translation:
FromToVia
wijk voisinage; environs; quartier neighborhood — nearby area
wijk environs; voisinage; quartier neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home
wijk quartier quarter — section of a town
wijk quartier Viertel — eine Wohngegend; ein Häuserblock

Related Translations for wijken